19 augustus 2008
Ik had kortgeleden een gesprek met iemand die mij vertelde al van jongs af aan dingen stiekem te doen. Vroeger uit angst voor zijn vader, maar later heeft zich dat voortgezet, ook in zijn huwelijk, en nog steeds doet hij dingen in het geheim. Dit heeft geleid tot schade binnen zijn huwelijk en ook in de levens van zijn kinderen heeft het een veel grotere impact dan hij ooit zelf gedacht had. Ik denk dat er veel mensen rondlopen die op de een of andere manier een of meerdere geheimen met zich meedragen. Ik kom het in mijn werk vaak tegen dat er dingen in de levens van mensen zijn gebeurd die ze liever geheim houden.
Ieder verborgen plekje, is een dónker plekje. De duivel is de vorst der duisternis en alles wat wij in het donker proberen te houden is daardoor in de macht van de vorst der duisternis.
In I petr.2:9b staat dat wij uit de duisternis, geroepen zijn tot Zijn wonderbaar licht.
Door het offer van de Here Jezus aan te nemen zijn wij inderdaad ook úít die duisternis gekomen en in het licht van God terechtgekomen. Wij wandelen dus, als het goed is, niet meer in die duisternis. Maar wél kan het zo zijn dat er nog een stukje duisternis, zich in ons probeert te verbergen. Zoals die slogan ook weleens gebruikt wordt voor de kindertjes die in oorlogsgebied hebben geleefd, dan zegt men: “Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar niet de oorlog uit het kind”.
In ons geval ligt dat gelukkig anders, wij kunnen wél die donkere ruimte open maken en eruit laten wat zich daar bevindt. En op het momént dat wij die ervaring of die pijn, die fout of zonde úít dat donker halen en in het licht brengen, dan brengen wij het onder de heerschappij van Koning Jezus. Hij heeft de duisternis overwonnen en Hij is de Koning van het licht. De Here wil graag dat we Hem alles vertellen, ook al schamen we ons, of voelen we ons schuldig, dat maakt voor Hem niets uit. Hij wil niets liever dan ons helpen, en tenlotte wéét Hij allang wat er allemaal in ons verborgen is, maar het moet van óns afkomen om daarmee naar buiten te komen. Het is goed om dingen uit te spreken, je hoort het zó dikwijls, als men eenmaal begint om zich uit te spreken, dát op zich al zoveel verlichting geeft.
Grappige woordspeling trouwens nu ik dat zo opschrijf. Als je uit de donkere plekjes de dingen uitspreekt, dan brengt dat “verlichting”, letterlijk en figuurlijk. We mogen alles eruit-spreken, waardoor ons hart in gewicht verlicht wordt en dan mogen we Gods licht in dat duistere plekje vragen, zodat er niets meer te verbergen valt op die plaats.
O Heer, elke verborgenheid
wil ik brengen in Uw licht,
alles wat nog in het donker is
leg ik voor Uw aangezicht.
De koning van de duisternis
ontzeg ik élke heerschappij,
in mij kan er maar één de Heerser zijn,
mijn Here, dat zijt gij!