Willekeurige bemoediging
  • 13 oktober 2006
    Psalm 51 is een boetpsalm, hij is door David geschreven nadat hij door de profeet Natan geconfonteerd was met het feit …
Recente reacties
Archief

CD: U bent er altijd

Here is the Music Player. You need to installl flash player to show this cool thing!

Ut mooiste kedoo (het hele verhaal)

hijskraan

1.

“Hé Kees, Keessie!! Kee-ees!!” De kleine jongen die in de drukke winkelstraat loopt heeft niets gehoord, helemaal in de ban van al die mooie etalages loopt hij verder totdat hij ineens ruw van achter wordt besprongen. “Hé Kees, hoorde je me nie?” Het is Peter, de vriend van Kees die hem nu heeft ingehaald. “Oh, hoi, nee joh, niks gehoord” zegt Kees. Hebbie het ook gezien Peter? al die mooie kedoos?” Kees wijst naar al die feestelijke etalages waar de kerstballen en de kerstcadeau’s verleidelijk zijn uitgestald. “Nee joh, is toch niks voor ons, wij benne toch niet van die dure mense datte we zulke dinge kope kenne?” zegt Peter. “nee, zucht Kees, dat is waar”. De twee schoffies slaan de armen om elkaar heen en luid kletsend lopen ze door naar huis.

Peter en Kees, allebei 10 jaar oud, wonen in dezelfde straat, het is eigenlijk een buurtje voor arme mensen. De families die er wonen hebben niet veel te besteden maar wat ze wél hebben is een enorme band met elkaar. Als er ook maar iets is dan staan alle buurtbewoners voor elkaar klaar. Peter en Kees komen aangeslenterd en zien daar Robbie, een iets oudere buurtgenoot. Hé Robbie, wat bè je an et doen?” vraagt Peter. “Gaat je niks an” zegt Robbie en snel raapt hij al zijn spullen bij elkaar en verdwijnt in huis. “Hmm geheimzinnig hoor”, zegt Kees. “Afijn we gane maar es ete, me moeder hep nie graag dat ik te laat kom” zegt Kees, en zo nemen de vrienden afscheid. “ajuus, tot morrege”.

Als Peter en Kees de andere morgen wakker worden zijn ze helemaal in de wolken want het heeft gesneeuwd, jippie. In de twee buurhuizen springen er twee jongens op en neer voor het raam en nemen nauwelijks de tijd om hun sobere ontbijt op te eten, zó graag willen ze naar buiten. Peter is het eerst buiten en snel rent hij naar het buurhuis, nog bij het hekje roept hij: “Keessie et hep gesneeuwd, tof man, kommie naar buite?” Kees propt snel het restje van zijn boterham in zijn mond, mompelt nog een snelle groet en weg is hij. “Hatsekidee Peet, hier hebbie een bal” roept hij terwijl hij met een snelle graai een sneeuwbal bij elkaar raapt en naar Peter gooit. Aha, dat is natuurlijk het sein voor een wild sneeuwballengevecht waarbij ze enig geweld niet schuwen. Ze duwen elkaar met het gezicht in de sneeuw, proberen elkaar vol te raken met de sneeuwballen en als even later meer mensen hun huis verlaten is er niemand meer veilig. Iedereen wordt bekogeld en de twee boeven hebben de grootste pret.  

Anne, de moeder van Kees kijkt uit het raam en ziet dat de jongens nog sneeuwballen aan het gooien zijn, oei, straks komen ze nog te laat op school.

2.

“Kees, Peter, het is de hoogste tijd om naar school te gaan, rennen!!” roept ze hen toe en de twee jongens zetten het op een lopen. Buiten adem komen ze, nog net voor de tweede bel, het schoolplein opgerend en in een paar tellen hebben ze hun natte jassen uitgedaan, de besneeuwde schoenen afgestampt en zitten ze keurig netjes op hun plaats. Beiden hebben nog de pretlichtjes in hun ogen, “dat was effe geinig hè Peet” zegt Kees en Peter beaamt dat volmondig. “Jongens, allemaal stil nu”, meester Arend is ongemerkt het lokaal binnengekomen maar alle kinderen zijn vol van de heerlijke sneeuw en kletsen honderduit. Ze worden meteen stil want meester Arend heeft flink de wind eronder. Hij kan heel streng zijn maar tegelijkertijd is hij toch ook een leuke meester. Als de kinderen stil zijn vouwt meester Arend de handen en de kinderen volgen zijn voorbeeld. Muisstil is het nu in de klas en meester Arend begint te bidden. Elke morgen, voordat de les begint, bidt meester Arend en de kinderen zijn er al helemaal aan gewend. Meteen na het “amen” wordt het weer rumoerig in het lokaal maar één waarschuwing van meester Arend is voldoende en al snel zitten alle kinderen rustig te werken. Meester Arend loopt door het lokaal en blijft hier en daar even bij een tafeltje staan om te kijken of het goed gaat. Alles is rustig totdat Peter er genoeg van krijgt. Hij kan maar moeilijk zijn aandacht bij de les houden, verlangend kijkt hij naar buiten, hè, hij wilde véél liever naar buiten om in de sneeuw te spelen. Hij let totaal niet meer op wat er in de klas gebeurt en als meester Arend bij zijn tafeltje komt en Peter zo ziet zitten moet hij stilletjes glimlachen. Ach, meester Arend is zelf ook nog niet zo oud en hij kan zich nog heel goed herinneren hoe hij zelf geweest is als kleine jongen, ook hij wilde niets liever dan lekker vrij zijn, buiten spelen en streken uithalen. Natuurlijk vertelt hij dát niet aan zijn klas maar het zorgt er wel voor dat Peter er met een kleine waarschuwing vanaf komt vandaag. “Jongens, als jullie snel doorwerken gaan we straks verder om te oefenen voor het kerstfeest van school” zegt hij. Nou daar hebben de kinderen wel oren naar, ze oefenen al een tijdje en vinden het geweldig.

Als ‘s middags de school uit is lopen Kees en Peter gebroederlijk het schoolplein af. “Wat gane we doen Peet?” vraagt Kees. “Eh nou, asse we nou es een hele grote glijbaan gaan make?” “Oh ja, dat is geinig” zegt Kees. “Maarre, waar gane we dat doen dan?” “Doene we et toch in ons eige straatje?” zegt Peter en eensgezind zetten ze koers naar hun straat. Als ze daar komen gaan ze ieder even thuis vertellen wat ze gaan doen en al snel beginnen ze aan hun glijbaan. “Kijk Kees, je mot et zo doen, je komp anlope en dan prebeer je zo ver mogelijk te glije” zegt Peter en hij laat Kees zien hoe hij het bedoelt. “O ja, da ken ik wel hoor” zegt Kees en in korte tijd hebben ze samen een hele gladde glijbaan gemaakt. Tjonge wat hebben die twee jongens een pret. Al snel komen er ook nog andere kinderen uit hun buurtje en is het een glijen, gillen en vallen van jewelste.

Als het schemerig wordt vertrekken de kinderen zachtjesaan naar hun eigen huis, alleen Peter en Kees roetsjen keer op keer over hun glijbaan die gladder en gladder wordt. In het licht van de lantaarn ligt de baan te glimmen. Daar roept Anne, ze zegt dat Kees moet komen eten en dan gaat ook Peter naar huis. “Morrege weer lekker vroeg gaan glije?” vraagt hij aan Kees.  “Ja, doene we, het is echt een gave baan”. En zo keert de rust weer in het kleine straatje.

3.

De andere morgen, voor schooltijd, zijn Kees, Peter én een paar buurtgenootjes alweer volop aan het glijden, totdat een moeder roept dat het tijd is voor school. Als een haas vliegen de kinderen er vandoor, elk naar hun eigen school. Ook Peter en Kees zetten het op een lopen en zitten op tijd in hun bankjes. Meester Arend merkt de onrust in de klas wel, alle kinderen zijn ongedurig, ze willen veel liever naar buiten. Gelukkig is het woensdag, dan hebben ze heel de middag vrij. Als het verplichte rekenwerk is gedaan pakt meester een stoel en een boek. Ha, de meester gaat voorlezen, daar houden alle kinderen van want meester kan heel goed voorlezen.

Als de bel gaat verdwijnen alle kinderen in rap tempo naar huis. Even eten en dan lekker buiten spelen. Ook Peter en Kees gaan naar huis om te eten. Bij Kees thuis is het geen vetpot, hij heeft nog 3 broertjes en 1 zusje en de vader van Kees is een tijdje terug zijn werk kwijtgeraakt omdat het bedrijf failliet ging, sindsdien is het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Op tafel staan keurig alle bordjes en voor ieder is er een half glaasje melk, voor de rest moeten ze het met water doen. Er ligt een bruin brood, een kuipje heel goedkope margarine en dan kunnen ze kiezen uit jam of pindakaas. Heel soms is er kaas of iets van worst, maar meestal niet. Ach, Kees is het gewend en eet met smaak drie boterhammen met pindakaas. Als ze klaar zijn met eten gaat hij meteen weer naar buiten waar Peter al lekker aan het glijden is. “Wat zalle we gaan doen Peet?” vraagt Kees. “Zalle we naar het grote plein gaan? Misschien kenne we daar nog wat leuks doen”. Het grote plein ligt een aantal straten verderop en daar zijn meestal wel kinderen aan het skaten of voetballen. “Oké, doene we” zegt Peter en welgemoed gaan de vrienden op stap. Als ze door de winkelstraat lopen kan Kees zijn ogen maar niet van de mooie etalages afhouden. “Wauw Peet, kijk dan wat een mooie hijskraan” zegt Kees. Peter komt naast hem staan en wijst een prachtige raceauto aan, “die vin ik veel mooierder” zegt hij. De jongens zuchten er eens van.

De winkelier van de speelgoedwinkel komt naar buiten om de stoep te vegen, het is veel te glad voor zijn klanten met al die sneeuw. Hij ziet de jongens staan en zegt: “Hé mannen, willen jullie een zakcentje verdienen? Als jullie mijn stoep vegen krijg je van mij een zakcentje¨ . De jongens kijken elkaar verheugd aan, “Kenne we dan zo een mooie auto kope meneer?” vraagt Kees. De winkelier lacht, “nee die zijn veel te duur”. Teleurgesteld zucht Kees eens. “En asse we nou 2 weke lang, tot an de kerst, de stoep vege, ken et dan wel?” vraagt hij. De winkelier, die wel ziet dat de jongens niet uit welgestelde milieus komen, heeft een beetje met ze te doen. Hij zegt: “Oké, als jullie voor schooltijd komen vegen elke dag dan krijgen jullie aan het einde van de twee weken ieder de auto die je graag hebben wilt”. De jongens springen op en neer van blijdschap en stralen. Ze krijgen elk een bezem en vegen alsof hun leven ervan afhangt totdat de stoep tiptop in orde is.

4.

Iedere morgen staan ze trouw voor schooltijd de stoep van de speelgoedwinkel te vegen en elke dag kijken ze of hun begeerde auto er nog wel staat. Oh, jongens, ze kijken uit naar de dag waarop ze hem echt helemaal zelf verdiend hebben. De winkelier heeft schik in de knapen en steevast krijgen ze van hem een lekkere beker chocolademelk na het vegen, “Hier, om op te warmen jongens” zegt hij dan, en ze krijgen ook nog een heerlijke appel voor mee naar school. De jongens glunderen.

Het is twee dagen voor kerst en Kees is helemaal opgewonden want nog 2 keer de stoep vegen en dan krijgt hij die mooie hijskraan, hij kan er gewoon niet van slapen. Stilletjes gaat hij uit bed en loopt naar beneden om te vragen of hij nog iets te drinken mag hebben. Halverwege de trap blijft hij ineens stokstijf staan, wat is dat? Het lijkt alsof er iemand huilt. Het is mama, ze is zo verdrietig en ze zegt tegen papa dat ze niet weet hoe ze de kerstdagen door moeten komen. Er is bijna niets meer te eten en ze wil toch zo graag dat hun kinderen ook een fijn kerstfeest hebben. Oh Jan, zegt ze tegen papa, hoe moet dat nou toch? En dan hoort Kees haar hard snikken. Muisstil zit hij daar op de trap en heel zachtjes loopt hij terug naar zijn bed. Hij is er ook helemaal verdrietig van geworden en op dit moment is hij de hijskraan helemaal vergeten.

Als hij de volgende morgen met Peter samen de stoep gaat aanvegen is hij diep in gedachten. Peter praat tegen hem maar hij hoort het niet, en als ze bij de winkel zijn en Peter nog even wijst naar de auto’s en opgelucht zegt dat ze er nog staan, reageert Kees nauwelijks. “Wat hebbie toch?” vraagt Peter. “Oh niks” zegt Kees, en hij gaat meteen hard aan het werk om al die verse sneeuw weg te vegen. Peter kijkt nog eens naar hem en gaat dan ook maar aan de slag. “Nog 1 daggie Keessie, dan hebbe we onze auto” glundert hij. Kees knikt, ja nog 1 dag…

Die avond wordt er op school het kerstfeest gevierd en dan krijgen de kinderen ook meteen vakantie. Papa en mama gaan met Kees mee en ook de andere ouders van de kinderen komen naar school. Het is een feestelijk geroezemoes in de aula van de school. Dan komt meester Arend het podium op, hij is dit jaar uitgekozen om de avond te leiden. Ieder jaar doet een andere leerkracht dat maar dit jaar is het hun eigen meester. Als het kerstevangelie is voorgelezen, de kinderen hebben gezongen en de blokfluiters hebben gespeeld, gaat meester Arend vertellen.

“Jongens, we hebben met zijn allen naar dit feest toegeleefd, we hebben geoefend, gezongen en in de klassen is er verteld over de geboorte van de Here Jezus. Weet je wat ik zo mooi vind? Dat Hij voor ons naar deze aarde wilde komen, en ook dat de Here God Zijn Zoon, waarvan Hij toch zóveel hield, heeft laten gaan. Dat deed Hij voor ons, en toen Hij opgroeide en een man geworden was, is Hij voor ons aan het kruis gegaan. De straf, die wij eigenlijk verdiend hadden door al onze fouten en zonden, heeft de Here Jezus op Zich genomen. Dat is toch heel bijzonder? Hij koos niet voor Zichzelf maar Hij koos voor ons!”

Kees heeft aandachtig zitten luisteren en vooral die laatste woorden dringen diep door in het hart van deze tienjarige. Aan het einde van de avond loopt hij tussen zijn vader en moeder terug naar huis. Hij heeft nog een mooi boek gekregen en een zakje met lekkers dat hij meteen bij thuiskomst op de tafel legt en zegt: “Dit is voor ons allemaal, kenne we lekker van smulle jonges”.

5.

De volgende morgen is het dan zover, de laatste veegdag en daarna krijgen de jongens hun mooie auto. De winkelier heeft hem al voor hen klaarstaan en zelfs ingepakt om het extra feestelijk te maken. Hij is van deze twee eerlijke, heerlijke schoffies gaan houden.

Als ze klaar zijn met vegen en de stoep weer brandschoon is gaan ze verwachtingsvol naar de winkelier die hen bedankt voor het harde werken en ze ieder een mooi ingepakt cadeau overhandigt. Peter springt een gat in de lucht: “Ik gane em thuis ope make meneer” en hij lacht stralend. Kees staat erbij en kijkt naar het cadeau in zijn handen, zijn hart is in tweestrijd, oh hij wilde zó graag deze hijskraan en hij heeft er ook zó hard voor gewerkt… maar in zijn gedachten hoort hij mama, die wanhopig huilt omdat ze niet weet hoe ze de feestdagen door moeten komen. Dan ineens zijn daar weer de woorden van meester Arend: “Hij koos niet voor Zichzelf” en dan weet Kees ook wat hij moet doen. Hij kijkt de winkelier aan, steekt zijn handen, met daarin het cadeau, naar voren en zegt: “Meneer, ik vin et heel fijn dat ik dit kedoo hep gekrege van u maarre ken ik ook inplaats van et kedoo cente krijge?” De winkelier kijkt verbaasd, wat is dat nou? Hier heeft de kleine jongen toch twee weken hard voor gewerkt? Als hij vraagt wat de reden is legt Kees uit wat hij gehoord heeft, hoe zijn moeder zo had gehuild en niet wist hoe zij de eindjes aan elkaar moest knopen. De winkelier krijgt diep medelijden met de jongen en zijn familie. Hij vraagt nog wat door en komt erachter dat de vader van Kees zijn werk kwijt is en dat er thuis nog 3 broertjes en een zusje zijn. Tijdens het luisteren krijgt hij een idee. “Als jullie nou eens lekker naar huis gaan dan ga ik met jouw verdiende centjes wat boodschappen voor jullie doen en dan kom ik dat vanmiddag brengen” zegt hij. Kees is in de wolken, “Dát is nog es fijn meneer” zegt hij en samen met Peter gaat hij naar huis.

Als Kees thuiskomt is hij zó blij, hij rent meteen naar zijn moeder die in de keuken staat, “Mam, vemiddag komp er een verrassing” zegt hij stralend. Zijn moeder kijkt verbaasd, een verrassing? Ze heeft geen idee wat het kan zijn maar het stralende koppie van Kees maakt haar hart warm. Halverwege de middag wordt er in het kleine straatje aan de deur gebeld. Het is de winkelier met in zijn handen een hele grote mand. Hij kan de mand nauwelijks dragen en zet hem snel op de mat in de gang. Anne, de moeder van Kees kijkt er met verbijstering naar, “w wat is dit” stamelt ze. “Dit is voor u en uw gezin, verdiend door Kees die twee weken lang mijn stoep keurig schoon heeft geveegd”. Mama kijkt naar Kees met tranen in haar ogen. De winkelier legt uit dat Kees en zijn vriend hadden gewerkt om een mooie auto te verdienen maar dat hij inplaats daarvan had gekozen om iets voor het gezin te kopen. “Ja mama, et gaat met kerst niet om kedoos, de Here Jezus koos ook niet voor ze eige, Hij wilde ons blij make en ik wilde jullie allemaal blij make”. Anne heeft geen woorden, ze slaat haar armen om haar kleine jongen heen en kijkt met tranen in haar ogen de winkelier dankbaar aan. “Ga maar genieten van alles wat er in de mand zit” zegt hij “en o ja Kees, kun je nog even meelopen naar de auto? Ik heb daar nog een tas staan die ook voor jullie bedoeld is”. Kees loopt mee en neemt de tas aan van de winkelier. “Fijne kerst Kees” zegt de winkelier. “U ook meneer” zegt Kees en zwaait de winkelier nog even na.

Met z’n allen zitten ze even later rond de mand en wat dáár allemaal uitkomt? Allerlei lekkers, chocolade, koekjes, maar ook vlees, groenten, brood en broodbeleg, melk, toetjes en nog heel veel meer. “Wát een feest, wat heerlijk”, zucht mama. Kees is de tas helemaal vergeten, bij binnenkomst had hij die in de gang gezet, veel te nieuwsgierig naar de inhoud van de mand. Nu herinnert hij zich de tas weer en gaat hem snel uit de gang halen. In de tas zitten 5 ingepakte cadeautjes, voor ieder kind 1. Op de bodem van de tas ligt het cadeau voor Kees en nog voor hij het heeft uitgepakt herkent hij het, hij heeft het immers vanmorgen al in zijn handen gehouden? En jawel, het is de mooie hijskraan die hij zó graag wilde hebben. “Oh mama, papa, kijk dan, nou hep ik tóch me hijskraan nog gekrege”. Hij is helemaal in de wolken en ook de andere kinderen zijn blij met hun cadeau. Zoiets hebben ze nog nooit gehad. Papa en mama kijken met dankbaarheid naar hun blije kinderen en als ‘s avonds iedereen al slaapt is daar een kleine jongen die met wijdopen ogen in zijn bed ligt, naast hem op de grond staat een mooie glimmende hijskraan. “Here Jezus” fluistert hij zachtjes, “Dankiewel datte we ete hebbe gekrege en dat mama nie meer mot huile, dát is me mooiste kedoo!”.

kersttak (1)

 

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestmail


1 + 9 =