Kerstvervolgverhaal: De drie musketiers, “Een angstig avontuur!”.
“De drie musketiers, een angstig avontuur”, een vervolg op het kerstverhaal: “De schuilhoeken van het hart”.
Bijna vakantie.
Een heel jaar is zowat voorbij gevlogen en inmiddels is het alweer bijna kerstvakantie. Joëlle, Anne en Marieke Burggraaf hebben er helemaal zin in. Sinds Joëlle schoon schip heeft gemaakt (zie “de schuilhoeken van het hart”) is ze weer de oude Joëlle van vroeger geworden. Ze is vrolijk en maakt grapjes met haar zusjes aan tafel en Elleke en Marco hebben hun dochter met de dag zien opknappen. Ze beseffen dat Joëlle een hele moeilijk tijd heeft doorgemaakt en ze zijn de Here God dankbaar dat Hij tot het hart van hun dochter heeft gesproken in die kerstnacht vorig jaar.
Het is vandaag zaterdag en de drie meisjes hebben allemaal afgesproken met vriendinnetjes. Joëlle gaat vandaag met haar vriendinnen Lieke en Carlien naar de stad, gezellig een beetje rondkijken en uitverkoopjes scoren. Anne heeft met haar beste vriendin Linda het plan opgevat om samen de oma van Linda te gaan bezoeken die een eindje verderop in het land woont. Ze zullen de trein nemen en verheugen zich op hun dagje. Ze zijn net klaar met ontbijten als er gebeld wordt, “Laat maar, voor mij” roept Marieke, en ze trekt meteen de buitendeur open. “Ha Jan, hoi Bart”, joelt ze enthousiast en ze rukt in het voorbijgaan haar jas en muts van de kapstok. Marieke Burggraaf is nu 10 jaar en de jongste telg in het gezin van Elleke en Marco. Het is een vrolijk meisje, een echte spring in het veld, die blij en onbezorgd door het leven gaat. Ze knalt de buitendeur achter zich dicht en voelt in de zakken van haar jas naar haar handschoenen. Brrrr, het is koud, ze trekt de muts met de grappige kwasten lekker over haar oren.
Janneke, die door Marieke altijd oneerbiedig “Jan” genoemd wordt, is samen met haar 1 jaar oudere broer Bart gekomen om Marieke op te halen. Het heeft de afgelopen 2 dagen flink gesneeuwd en er ligt een behoorlijke laag overal. De drie musketiers, zoals ze zichzelf soms gekscherend noemen, gaan lekker een sneeuwman maken en buiten gekomen gaan ze meteen aan de slag om sneeuw te verzamelen. Uiteraard vliegen hierbij de sneeuwballen ook door de lucht en al snel ontstaat er een hevig sneeuwballen gevecht. Na een poosje gaan ze dan toch verder met de sneeuwman en ingespannen rollen ze de ene grote sneeuwbal na de andere. Ze stapelen ze op, geven de sneeuwman oogjes en een neus en als Marieke ook nog een oude sjaal van haar moeder heeft gekregen knoopt ze die om de hals van de sneeuwman, “zo, klaar” zegt ze, en voldaan bekijken de drie hun werk.
“Wat zullen we nu eens gaan doen?” vraagt Janneke, en ze kijkt de andere twee vragend aan. “Laten we lekker even het bos in gaan” oppert Bart, “dan gaan we in ons rovershol kijken”. “ja, ja, dat is een goed plan” zeggen de beide meisjes, en welgemoed gaan ze met z’n drieën richting het bos.
Voetstappen in de sneeuw.
Daar gaan de drie musketiers, het bos ligt zo’n tien minuutjes lopen van het huis van Marieke verwijderd en onderweg gooien ze met sneeuwballen naar elkaar. Ze hebben het grootste plezier zo samen.
Als ze bij de bosrand zijn aangekomen nemen ze niet het grote reguliere pad dat dwars door het bos loopt maar ze nemen een klein paadje dat vrij donker is omdat dat stukje van het bos dichtbegroeid is. Gedeeltelijk moeten ze ook wat gebukt lopen omdat ze anders tegen de laaghangende takken van de bomen aanlopen. Het is stil en mooi in het bos. Overal ligt sneeuw en de takken van de bomen zijn ook met een mooi laagje sneeuw bedekt. De drie kinderen kennen hier de weg, ze zijn al zo dikwijls in het bos geweest, ze zijn er zowat opgegroeid en nu zijn ze op weg naar wat zijzelf “ons rovershol” noemen. Het is een soort ruimte die diep tussen de struiken verborgen is, het ligt niet ver van het grote pad maar het is onzichtbaar voor de voorbijgangers die daar lopen, en bij toeval door Marieke en haar vrienden ontdekt afgelopen zomer. Ze hebben er in de zomer vaak gezeten, het is hun geheime schuilplaats waar ze niemand van verteld hebben. Af en toe hebben ze er gepicknickt of zomaar zitten praten en het mooiste vonden ze het als er mensen langs het grote pad kwamen en hen voorbijliepen zonder ze te ontdekken. Dat was zo avontuurlijk, dan zaten ze muisstil en gluurden door de struiken heel voorzichtig naar de mensen op het pad. Een heerlijk spel voor de drie kinderen.
Ze zijn al een eindje het bos in en lopen in gebukte houding om niet in de takken verstrikt te raken als Bart ineens een gedempte kreet laat horen “Jan, Mariek, moet je eens kijken”, en hij wijst naar de grond waar duidelijk sporen in de sneeuw te zien zijn. Het zijn de afdrukken van twee paar grote schoenen, waarschijnlijk mannenschoenen. Janneke en Marieke komen dichterbij en bekijken de afdrukken in de sneeuw. Onwillekeurig gaat hun gepraat over in gefluister. “Wie heeft hier gelopen? Niemand kent dit pad toch?” vraagt Janneke, “nee, best wel een beetje eng” vindt Marieke. Ze lopen voorzichtig verder, Bart voorop, hij is tenslotte de oudste en daarbij ook nog een jongen dus is het logisch dat hij de leiding neemt. Hij volgt als vanzelf de sporen en tot zijn verontrusting lopen ze in de richting van hun rovershol. Het zal toch niet ontdekt zijn? Dat zou jammer zijn, dan is hun geheime schuilplaats geen geheim meer. Heel voorzichtig sluipen de kinderen verder, telkens goed om zich heen kijkend om te zien of ze de eigenaars van de schoenafdrukken kunnen ontdekken. Het bos ligt er echter stil en verlaten bij, geen geluid is te horen en zo geruisloos mogelijk vervolgen de kinderen hun weg.
Af en toe kijkt Bart achterom of de beide meisjes nog achter hem zijn. Doordat het pad vrij smal is kunnen ze niet naast elkaar lopen. Alle drie voelen ze opwinding en toch ook wel een beetje angst. De voetstappen voeren dieper het bos in en nog steeds gaan ze in de richting van hun rovershol. Als ze vlakbij het rovershol komen houdt Bart halt. Hij legt een vinger tegen zijn lippen om de meisjes tot stilte te manen en beduidt ze om laag te blijven. Bijna geluidloos fluistert hij “ik ga kijken bij het hol of daar mensen in zijn, jullie blijven hier”. Janneke en Marieke knikken ten teken dat ze het begrepen hebben en gaan een beetje uit het zicht aan de kant van het pad onder wat struiken zitten. Bart vervolgt heel voorzichtig zijn weg en sluipt naar het rovershol. Hoe dichter hij het nadert, des te groter wordt de spanning die hij door heel zijn lichaam voelt trillen. Héél voorzichtig kruipt hij de laatste meters en blijft dan vlak achter het hol liggen. De voetstappen gaan om het hol heen waar de ingang is. Bart probeert het hijgen onder controle te houden en luistert muisstil of hij geluiden op kan vangen. Het is stil en na een poosje besluit Bart dat hij wel kan gaan kijken in het hol of alles daar in orde is. Hij richt zich op en net op dat moment hoort hij een mannenstem. Hij schrikt en laat zich pardoes weer op de sneeuw vallen. Nu hoort hij een andere mannenstem die zegt “sttt, stil eens Steven, ik hoorde wat”. Het is even stil en Bart houdt zijn adem in, hij durft zich niet te bewegen. “Het was vast één of ander konijn of zo” zegt Steven. “Je moet niet zo schrikachtig zijn hoor Gerard”. “Je hebt gelijk, het zal wel een beest zijn, er komen hier heus geen mensen en zeker niet nu in de winter”. De beide mannen vervolgen het gesprek dat blijkbaar net toen Bart was aangekomen gestokt was. Bart slaakt een stille zucht van verlichting. Hij overlegt bij zichzelf wat hij nu moet doen, terug naar de meisjes gaan of nog even luisteren wat die twee daar in dat hol te bespreken hebben. Zijn nieuwsgierigheid wint het tenslotte en hij blijft muisstil liggen luisteren…
Wordt vervolgd…
Mooi verhaal
Dankjewel 🙂