Ut mooiste kedoo 2.
“Kees, Peter, het is de hoogste tijd om naar school te gaan, rennen!!” roept ze hen toe en de twee jongens zetten het op een lopen. Buiten adem komen ze, nog net voor de tweede bel, het schoolplein opgerend en in een paar tellen hebben ze hun natte jassen uitgedaan, de besneeuwde schoenen afgestampt en zitten ze keurig netjes op hun plaats. Beiden hebben nog de pretlichtjes in hun ogen, “dat was effe geinig hè Peet” zegt Kees en Peter beaamt dat volmondig. “Jongens, allemaal stil nu”, meester Arend is ongemerkt het lokaal binnengekomen maar alle kinderen zijn vol van de heerlijke sneeuw en kletsen honderduit. Ze worden meteen stil want meester Arend heeft flink de wind eronder. Hij kan heel streng zijn maar tegelijkertijd is hij toch ook een leuke meester. Als de kinderen stil zijn vouwt meester Arend de handen en de kinderen volgen zijn voorbeeld. Muisstil is het nu in de klas en meester Arend begint te bidden. Elke morgen, voordat de les begint, bidt meester Arend en de kinderen zijn er al helemaal aan gewend. Meteen na het “amen” wordt het weer rumoerig in het lokaal maar één waarschuwing van meester Arend is voldoende en al snel zitten alle kinderen rustig te werken. Meester Arend loopt door het lokaal en blijft hier en daar even bij een tafeltje staan om te kijken of het goed gaat. Alles is rustig totdat Peter er genoeg van krijgt. Hij kan maar moeilijk zijn aandacht bij de les houden, verlangend kijkt hij naar buiten, hè, hij wilde véél liever naar buiten om in de sneeuw te spelen. Hij let totaal niet meer op wat er in de klas gebeurt en als meester Arend bij zijn tafeltje komt en Peter zo ziet zitten moet hij stilletjes glimlachen. Ach, meester Arend is zelf ook nog niet zo oud en hij kan zich nog heel goed herinneren hoe hij zelf geweest is als kleine jongen, ook hij wilde niets liever dan lekker vrij zijn, buiten spelen en streken uithalen. Natuurlijk vertelt hij dát niet aan zijn klas maar het zorgt er wel voor dat Peter er met een kleine waarschuwing vanaf komt vandaag. “Jongens, als jullie snel doorwerken gaan we straks verder om te oefenen voor het kerstfeest van school” zegt hij. Nou daar hebben de kinderen wel oren naar, ze oefenen al een tijdje en vinden het geweldig.
Als ‘s middags de school uit is lopen Kees en Peter gebroederlijk het schoolplein af. “Wat gane we doen Peet?” vraagt Kees. “Eh nou, asse we nou es een hele grote glijbaan gaan make?” “Oh ja, dat is geinig” zegt Kees. “Maarre, waar gane we dat doen dan?” “Doene we et toch in ons eige straatje?” zegt Peter en eensgezind zetten ze koers naar hun straat. Als ze daar komen gaan ze ieder even thuis vertellen wat ze gaan doen en al snel beginnen ze aan hun glijbaan. “Kijk Kees, je mot et zo doen, je komp anlope en dan prebeer je zo ver mogelijk te glije” zegt Peter en hij laat Kees zien hoe hij het bedoelt. “O ja, da ken ik wel hoor” zegt Kees en in korte tijd hebben ze samen een hele gladde glijbaan gemaakt. Tjonge wat hebben die twee jongens een pret. Al snel komen er ook nog andere kinderen uit hun buurtje en is het een glijen, gillen en vallen van jewelste.
Als het schemerig wordt vertrekken de kinderen zachtjesaan naar hun eigen huis, alleen Peter en Kees roetsjen keer op keer over hun glijbaan die gladder en gladder wordt. In het licht van de lantaarn ligt de baan te glimmen. Daar roept Anne, ze zegt dat Kees moet komen eten en dan gaat ook Peter naar huis. “Morrege weer lekker vroeg gaan glije?” vraagt hij aan Kees. “Ja, doene we, het is echt een gave baan”. En zo keert de rust weer in het kleine straatje.