Onvoorstelbaar!
Vandaag (zaterdag) ben ik alvast bezig om wat stukjes te maken voor de dagen dat ik weg ben, (in ‘s-Gravendeel) en terwijl ik hiermee bezig ben en overdenk hoe groot de liefde van de Here God toch is, en hoe onvoorstelbaar groot het offer is dat Hij voor ons bracht, denk ik terug aan een gedicht dat ik een tijd terug gemaakt heb.
De Here Jezus verliet de heerlijkheid bij Zijn Vader, Hij moest in een menselijk lichaam geboren worden met alle beperkingen van dien. Jarenlang heeft Hij getracht om de mensen te wijzen op de liefde van Zijn Vader, bijna niemand wilde luisteren, Hij is uiteindelijk voor ons in de dood gegaan en heeft op die manier het contact tussen Zijn Vader en ons weten te herstellen, maar de geestelijke én lichamelijke pijn die het heeft gekost is door ons eenvoudig níét voor te stellen, wij kúnnen dat in de verste verte niet benaderen hoe dat geweest moet zijn. Soms is er dan ineens héél even een klein moment dat een stúkje van die nood diep tot je doordringt en op zo’n moment heb ik dit gedicht gemaakt.
Niemand is als U.
Niemand is als U,
wij zeggen dat om God te eren,
niemand is als God,
Hij heeft ons nog zoveel te leren,
Hij is groot, almachtig en goed,
Hij is liefdevol en waar,
er is geen ding voor Hem verborgen
en Hij staat altijd voor ons klaar.
—
Ja, niemand is als Hij,
aan de ene kant is dat heel fijn,
maar binnenin het hart van God,
knaagt een stille, diepe pijn.
Eenmaal maakte Hij de mens,
naar Zijn beeld, aan Hem gelijk,
Adam heeft Hij hem genoemd
Oh, wat voelde God zich rijk.
—
Adam kreeg ook nog een vrouw,
het was volmaakt, dat vond ook God,
maar toen kwam daar die listige slang
en maakte alles voorgoed kapot.
Weg was de vrede en ‘t geluk,
het paradijs dat moest op slot,
er kwam een brede diepe kloof
tussen de mens en tussen God.
—
Toen deed God een laatste poging
Hij zond vanuit Zijn Koninkrijk,
Het alleliefste wat Hij had,
Jezus werd aan óns gelijk.
Hij heeft hier op aard geleden
En moest sterven aan een kruis,
daarmee baande Hij de weg
naar het Eeuwig Vaderhuis.
—
Wij. die hebben aangenomen
‘t offer dat Hij voor ons bracht,
wij mogen wand’len in het licht
dat schijnt temidden van de nacht.
Jezus zelf gaat met ons mee,
Hij leidt ons op het smalle pad
en wanneer wij soms ook struik’len,
Hij houdt onze hand omvat.
—
Hij wil in ons leven werken,
leert ons ook Gods stem verstaan,
Hij heeft in ons hart, Zijn woning,
al ’t kapotte raakt Hij aan.
God’s Vaderhart is vol van liefde
en strakjes in Zijn Hemelrijk,
zijn wij opnieuw zoals Hij ’t bedoeld had,
naar Zijn beeld, aan Hem gelijk.
—
Wat een liefde, wat een voorrecht om Gods kind te mogen zijn, wat een held is ónze Here Jezus, wát een onvoorstelbare genade!