4. Jozef
Nog een stukje verder over Jozef, hij zit nu in de gevangenis, daar zit hij onschuldig, want hij had niets verkeerds gedaan. Maar doordat de vrouw van Potifar kon bewijzen dat Jozef verkeerd had gedaan, heeft Potifar Jozef in de gevangenis gegooid. En dan staat er in Gen.39:21-23 : En de Here was met Jozef; Hij bewees hem genade en deed hem de genegenheid van de overste der gevangenis winnen. Daarom vertrouwde de overste der gevangenis al de gevangenen die in de gevangenis waren, aan Jozef toe, en al wat daar te doen was, deed hij. De overste der gevangenis keek niet om naar iets dat hem was toevertrouwd, omdat de Here met hem was; en wat hij verrichtte, deed de Here gelukken.
Dat is toch wonderlijk hè? Ook hier zie je weer precies hetzelfde gebeuren als in het huis van Potifar. Opnieuw wordt er gezegd “De Here was met hem”. Opnieuw bevindt Jozef zich in een situatie die totaal onterecht en ongewenst is, hij is op een plaats waar hij (in onze ogen) niet hoort te zijn. Maar dan staat er dat de Here met hem was, weet je, dat vind ik dan zo mooi, de Here heeft hem niet in de steek gelaten, Hij is er gewoon bij! Hoe dikwijls kunnen wij in situaties verkeren van waaruit we de neiging hebben om de Here te róépen en te zeggen: kijk toch eens, zie me hierin zitten, kom toch alstublieft om me te helpen. We hebben het idee dat Hij ver weg is en ons niet hoort of ziet. Maar hier kunnen we lezen dat Hij ons nóóit alleen laat, wát er ook gebeurt in ons leven, wáár we ook zijn, Hij is erbij en dat geeft zoveel troost.
En dan zie je ook hier weer gebeuren dat Jozef in de gunst komt te staan bij de overste der gevangenis, en dat óók deze overste Jozef aanstelt over alle gevangenen en dat hij hem volkomen vertrouwt. Er staat dat deze overste niet omkeek naar iets dat hij Jozef had toevertrouwd. Hoe bijzonder moet je dan wezen? Wederom staat er ook van Jozef geschreven dat hij alles deed wat er maar te doen was. Niets was hem te min of te vies, hij deed alles. Óók in die omstandigheden past Jozef zich weer aan en kan zich zeer verdienstelijk maken en daarbij het totale vertrouwen winnen van de man die verantwoordelijk is voor alle gevangenen.
Weet je wat ik nou zo bijzonder van Jozef vindt? Als kind, in het huis van zijn vader, krijgt hij al dromen. In deze dromen ziet hij zijn broers, en later ook zijn vader en moeder nog, voor hem buigen. Hij haalt zich daar de haat van zijn broers mee op de hals als hij het vertelt, maar desalniettemin krijgt hij op jonge leeftijd al van God te zien wat Hij met zijn leven van plan is. Dan zou je denken dat Jozef toch gigantisch gaat mopperen, want eerst komt hij in de put, dán wordt hij verkocht, dán wordt hij onschuldig in de gevangenis gezet en al met al lijkt het in de verste verte niet op de dromen die God hem gegeven had. Hij is de minste van de minste, moet alle vieze karweitjes doen en zélf voor iedereen buigen. Waar blijft dan die droom voor zijn leven? Maar Jozef heeft blijkbaar zó’n open hart voor God, zó’n grenzeloos vertrouwen en zó’n absolute gehoorzaamheid, dat hij in elke situatie de rust vindt om zich aan te passen en tóch Gods liefde en macht en genade kan profileren waardoor anderen geraakt worden. En door die houding wordt Jozef macht gegeven, een macht die hij in Gods hand legt, Die hem in alle dingen voorspoedig maakt en zegent.
Jozef was eigenlijk als kind, best wel een verwaand mannetje. Hij was door zijn vader extra geliefd en dat voelt hij uiteraard, bovendien krijgt hij dromen van God die hem óók nog eens de indruk geven dat hij boven zijn familie verheven is. Hij heeft het gevoel dat hij extra bijzonder is, zowel voor zijn aardse, alsook voor zijn Hemelse Vader. En in principe is hij dat ook. Maar dan laat God het toe dat hij op een verschrikkelijke manier vernederd wordt, dat hij op de bodem van de samenleving terecht komt en dáár wordt Jozef gevormd. Dáár is het dat Jozefs leven een dusdanige inhoud krijgt die hem daadwérkelijk de kwaliteiten zal verschaffen die hij nodig heeft om uiteindelijk tóch op die plaats en in die positie te komen die God allang voor hem voorzien had.
Hoe kun je nu het meest doeltreffend een zegen én een getuigenis voor anderen zijn? Als je God ten volle tot Zijn doel laat komen in jouw leven. Als je Hem in élke situatie de vrije hand geeft om jouw leven te besturen. Door dit verhaal van jozef loopt een rode draad, en dat is het feit dat er elke keer weer gezegd wordt, dat de Here mét hem was. Een twee-éénheid, onlosmakelijk verbonden aan elkaar. Als we op een dúsdanige manier God een plaats gunnen en geven in ons leven, dan zal dat nóóit ongemerkt blijven en het zal óók nooit zonder vrucht blijven, maar ook voor onszelf is dát dé manier om te allen tijde de vrede van onze hemelse Vader in ons hart te blijven ervaren, in élke situatie.