Kerstvervolgverhaal (10)
Het gaat niet goed…
Simone, Ariël en Kyra bezoeken Gaya de andere dag. Gaya voelt zich blij met zoveel lieve aandacht. De meisjes hebben een grote zak met allemaal verschillende snoepjes voor haar gekocht en Gaya kijkt er glunderend naar, wow wat een mooie en vrolijke gekleurde snoepjes, zoiets hebben ze in haar land niet, ze is heel benieuwd hoe ze zullen smaken. Gaya kan inmiddels al aardig goed begrijpen wat de meisjes zeggen, ze praten met haar in korte zinnetjes en Gaya knikt elke keer ten teken dat ze het snapt. Als ze iets niet begrijpt dan vraagt ze er naar en dan proberen de meisjes met handen en voeten de dingen te verduidelijken, wat natuurlijk voor veel vrolijkheid zorgt. Ook de moeder van Gaya is blij, ze ziet dat haar dochter opleeft van het bezoek en dat doet haar goed. Het zusje van Gaya komt om een hoekje kijken en Gaya houdt de zak snoep omhoog, ze wijst naar haar zusje en zegt iets in een vreemde taal. Het zusje knikt blij en de meisjes begrijpen dat Gaya haar zusje ook een deel van de snoepjes belooft. Als het begint te schemeren nemen de meisjes afscheid en gaan naar huis. Buitengekomen lopen ze het eerste eindje met elkaar op en praten over Emma. “Wat jammer toch dat Emma geen vrienden wil worden met Gaya” zegt Ariël, de andere twee knikken. “Ik snap er niets van, Gaya is toch echt leuk en lief”, vindt Kyra. “ja, dat is ook zo, misschien kunnen we nog eens proberen met haar te praten want haar ouders zijn toch ook heel enthousiast om de vluchtelingen te helpen en haar moeder heeft ook met de andere moeders samen voor ze gebakken”, zegt Simone. Als ze bij de straat zijn aangekomen waar hun wegen zich scheiden hebben ze afgesproken dat ze morgen nog een poging zullen wagen want ze missen Emma in hun groepje.
Emma heeft de middag in haar eentje doorgebracht, lusteloos zat ze maar wat op haar kamertje, ze wilde niets. Mama had gevraagd of ze mee wilde om boodschappen te gaan doen maar daar had ze geen zin in, en zo was mama dan maar alleen gegaan. Emma ergert zich eraan dat mama de laatste dagen alleen nog maar over de vluchtelingen kan praten, “bah, díé lui hebben er toch zeker voor gezorgd dat zij, Emma, zich nu zo rot voelt? Als ze niet waren gekomen hadden ze nooit Gaya ontmoet en dan had Emma niet jaloers hoeven zijn op dat nare kind!” Emma voelt hoe de boosheid bezit van haar neemt, ze wil er eenvoudig niet over nadenken dat juist zijzelf er schuld aan is dat ze zich nu zo naar voelt, nee, in haar gedachten is Gaya de schuldige. Toch woekert de angst om ontdekking in haar gedachten door, stel je voor dat iemand het te weten zou komen, misschien moet ze dan zelfs wel mee naar het politiebureau. Als ze zover is met haar gedachten voelt ze een golf van angst door zich heen slaan. Nee, nee, niemand mag het ooit te weten komen.
Als Emma ’s avonds gaat slapen voelt ze zich uitgeput, de hele dag spookt dat schuldgevoel door haar gedachten, de hele dag vliegt de angst voor ontdekking haar aan en ze weet zich er geen raad meer mee. Die nacht ligt ze lang wakker, ze kan er niet van slapen en op haar blote voeten glipt ze geruisloos haar kamertje uit en gaat naar beneden. Helemaal alleen zit ze daar in het donker en in de kou en huilt van ellende. Enkele uren later schrikt ze wakker, blijkbaar is ze in slaap gevallen, ze is steenkoud geworden en rilt over haar hele lichaam. Ze wankelt naar boven, terug naar haar bed waar ze probeert warm te worden, haar tanden klapperen, oh wat voelt ze zich ellendig…
Wordt vervolgd…