De schuilhoeken van het hart 13.
Joëlle heeft een harde blik op haar gezicht als ze verder luistert naar wat Carlien vertelt. Het liefste zou ze geroepen hebben dat ze op moest houden. Ze wordt er letterlijk ziek van, dit hele verhaal, wat kan het haar schelen? Ze is op en top gespannen, nog steeds bang dat haar eigen ontrouw ter sprake zal komen. Ze heeft niet in de gaten dat het voor haarzelf alleen maar beter zou zijn als ook zij schoon schip zou maken.
Carlien gaat verder met haar verhaal. “Die meisjes die dus vrienden met me wilden worden vond ik lafaards”. Joëlle’s blik wordt nog donkerder, woede flitst uit haar ogen. “Toch was niet iedereen bang van me, Lieke was totaal niet onder de indruk van mij en juist haar zou ik zo graag als vriendin gehad hebben”. Lieke is verbaasd als ze het hoort en Joëlle voelt jaloezie. “Ja, Lieke, je bent altijd zo rustig en vriendelijk tegen iedereen, je ziet er altijd blij en lief uit en ik stelde me zo voor dat het bij jou thuis wel gezellig was en ik zag dat jij wel leuke kleren had en altijd iets lekkers te eten in je brooddoosje. Iedereen in de klas vindt jou aardig en met jou willen ze wel vrienden worden omdat ze je mogen. Toen werd ik jaloers en ik wilde wraak nemen. Ik heb allerlei dingen bedacht waarmee ik je kon plagen en ik heb je met allerlei kleine dingen geprobeerd dwars te zitten. Eén keer eerder heb ik geprobeerd bij je tas te komen. Ik wilde een mijn blikje cola tussen je boeken gieten zodat je op je kop zou krijgen en nieuwe boeken zou moeten kopen. Het mislukte omdat je me net op dat moment zag staan.
Ik baalde verschrikkelijk en ik beloofde mezelf dat ik wraak zou nemen…” Hier stokt opnieuw het verhaal omdat Carlien zó diep beschaamd is dat ze nauwelijks nog adem kan halen. Ze is zich ook heel erg bewust van de armen van Lieke’s moeder die nog steeds om haar heengeslagen zijn. Moeizaam gaat ze verder “eergisteravond hebben we weer ingebroken. Alles ging goed en de jongens zouden deze week met het geld komen. Maar tot mijn verbazing stond Job, één van die jongens, vanmorgen in alle vroegte al voor mijn deur en hij gaf mij een pakje”. “Kijk Carlien”, zei Job, “dit pakje is voor jou, wij vinden dit te mooi om door te verkopen en we dachten dat het wel iets was voor jou, om zelf te dragen”. “Ik opende het pakje en zag de mooie speld. In eerste instantie was ik vereerd, maar toen kwam ik op school en daar sprak iedereen over de krant en de foto die getoond was van de speld. Toen begreep ik ook waarom de jongens hem niet verkocht hadden, dat zou veel te veel opvallen natuurlijk. Ik had de speld thuis opgedaan om ermee te pronken maar toen ik deze verhalen hoorde heb ik hem snel stiekem afgedaan en weggestopt, en tóén dacht ik ineens aan Lieke, ja zó zou ik haar kunnen pakken. In de pauze sloop ik naar haar tafeltje en stopte heel snel, zonder gezien te zijn, de speld in haar tas en nou ja, de rest weet u”.
Als Carlien is uitverteld blijft het even stil in de kamer. Het is schemerig en buiten is het zachtjes gaan sneeuwen. Het is zo’n mooi tafereeltje maar geen van de dames in de kamer heeft er oog voor. Lieke’s moeder begint als eerste te praten. “Waarmee zouden we je kunnen helpen Carlien?” vraagt ze. Joëlle’s ogen worden groot van verbazing, helpen?? Kom op zeg, zo’n valse meid ook nog helpen? Hier kan ze echt even niet over uit, dit is absurd. Straf verdient Carlien, de politie moet gewaarschuwd worden en… hier stokken haar opstandige gedachten en opnieuw vliegt de angst voor ontdekking van haar eigen aandeel haar naar de keel.