De schuilhoeken van het hart 10.
In een leeg lerarenkamertje gaan ze zitten, de leraar kijkt de meisjes tegenover hem ernstig aan en zegt “Lieke, Carlien heeft mij verteld dat jij in de pauze iets aan Joëlle hebt laten zien? Iets dat afkomstig is van één van de inbraken de laatste tijd”. Lieke wordt vuurrood van schrik, “Ik meneer? Ik ik weet van niets” stottert ze. “Carlien zegt dat ze het met eigen ogen gezien heeft. Ik wil jou wel geloven Lieke, maar wil je dan toch even de inhoud van je tas laten zien? En jij ook graag Joëlle”. Joëlle voelt een felle angst door zich heen slaan. “Oh nee toch, zou Carlien tóch iets hebben uitgehaald daarnet in de pauze?” Met bevende vingers openen de meisjes hun tas. Ze halen alles eruit wat erin zit en terwijl Lieke haar boeken op de tafel voor de leraar neerlegt glipt er een klein voorwerpje tussen twee boeken uit. Joëlle kijkt er met verbijstering naar, dat is die sierspeld van de foto in de krant. Lieke wordt spierwit, ze begint over haar hele lichaam te beven en valt achterover in haar stoel. Ze slaat haar handen voor het gezicht en begint hartstochtelijk te huilen. “Ik heb dat niet gestolen meneer, ik weet niet hoe dat in mijn tas gekomen is”. Joëlle weet het wel maar ze houdt haar mond. Ze weet zich geen raad, wat moet ze doen?
De leraar kijkt ernstig. “Dit is niet zomaar iets Lieke, dit is een ernstig misdrijf en je begrijpt dat ik dit moet onderzoeken en dat ik het ook moet aangeven bij de politie?” Lieke begint nog harder te huilen, ze is helemaal over haar toeren. De leraar gaat even weg en belt de moeder van Lieke en vraagt haar naar school te komen voor een gesprek. Daarna gaat hij terug naar de meisjes en zegt dat hij de moeder van Lieke heeft gebeld en dat zij er zo dadelijk aankomt. Hij gaat even weg om vervanging voor zijn klas te regelen en komt al vrij snel weer terug. De meisjes zitten verslagen in hun stoel. Joëlle heeft vreselijk medelijden met Lieke maar tegelijk voelt ze zich ook zó schuldig. Ze durft Lieke niet aan te kijken en blijft met neergeslagen ogen zitten. Als de moeder van Lieke er is valt Lieke haar moeder snikkend in de armen, Joëlle zit er met een strak, wit weggetrokken gezichtje bij. De leraar vertelt wat er gebeurd is. Liekes moeder kijkt ongelovig, nee, dit kan ze absoluut niet van haar dochter geloven. Ze kijkt de leraar recht aan en zegt “Sorry meneer, maar ik ken mijn Lieke en ik wéét dat ze zoiets echt nooit zou doen”. De leraar kijkt vertwijfeld naar Lieke en haar moeder en geeft toe dat hij het zich ook niet kan voorstellen, maar ja, Carlien zei… “Carlien” zegt hij, “zij had het allemaal zien gebeuren, misschien moesten we haar er maar eens bijhalen”. Meteen voegt hij de daad bij het woord en gaat Carlien uit de klas halen.
Carlien komt het kamertje binnen met een ongeïnteresseerd gezicht. Even flitsen haar ogen fel in de richting van Joëlle, alsof ze haar wil waarschuwen om toch vooral niets te verraden. Joëlle ziet het niet, ze houdt haar ogen nog steeds neergeslagen, de schuld is van haar gezicht af te scheppen. Met een nonchalant gebaar ploft Carlien in een stoel en heel haar houding schijnt te zeggen “kom maar op als je durft”. De leraar kijkt Carlien aan en zegt “Jij hebt toch gezien hoe Lieke de speld uit haar tas haalde en aan Joëlle liet zien?” “Ja” zegt Carlien hard, “ik heb dat gezien en dúrf maar eens te beweren dat het niet zo is Joëlle!!” Ze draait zich half naar Joëlle toe en zorgt dat niemand haar gezichtsuitdrukking kan zien als ze Joëlle vernietigende blikken toewerpt. Joëlle zakt nog verder in haar stoel weg, ze weet zich geen raad. “Here God, help mij alstublieft” bidt ze geluidloos en op dat moment komt het gebed van papa, dat hij aan de ontbijttafel had gebeden, haar weer in gedachten. Ze denkt aan de vraag van Marieke en ze weet ineens wat ze moet doen. Ze raapt al haar moed bij elkaar, kijkt de leraar recht aan en zegt “Nee meneer, dat heeft Lieke niet gedaan, zij heeft mij niets laten zien” “Je liegt, je liegt!!” roept Carlien woedend en ze springt op van haar stoel om Joëlle aan te vliegen. De leraar kan er nog net tussenkomen en pakt Carlien beet en duwt haar terug in haar stoel. Carlien komt hard tegen de rugleuning van de stoel aan en krimpt ineen van pijn. Liekes moeder kijkt het meisje aan en voelt medelijden in zich opkomen. Hier klopt iets niet, het hele verhaal klopt niet, maar één ding is zeker, dit meisje zit in de problemen, ze is bewogen met dit krampachtig stoer doende meisje. Ze hurkt neer naast de stoel, kijkt Carlien in de ogen waar woede en pijn om voorrang strijden en vraagt liefdevol “wat is er met je lieverd, hoe komt het dat je zo’n pijn hebt?”