Willekeurige bemoediging
  • Feest met een randje…
    Een naam die deze dag meekrijgt. Een feestdag met een randje. Vanmiddag gaat mijn neefje dus trouwen en we zijn …
Recente reacties
Archief
CD: U bent er altijd

Here is the Music Player. You need to installl flash player to show this cool thing!

De drie musketiers (6)

Links_versiering[1]Een ontmoeting in het bos.Rechts_versiering[1]

In het rovershol zitten Steven en Gerard, ze hadden het koud en hebben zich helemaal in hun slaapzakken gewikkeld. Ze zeggen niets maar luisteren scherp naar de geluiden van het verlaten bos. Het is eigenlijk wel heel stil, de sneeuwdeken dempt de geluiden van de diertjes en verder is er niets om hen heen. De twee mannen in hun dikke slaapzakken sukkelen een beetje in slaap. De behaaglijke warmte van de slaapzak en de vermoeidheid door de weinige nachtrust die ze de laatste tijd gehad hebben zorgen ervoor dat ze zoetjesaan wegzakken… Plotseling schiet Steven overeind en hij schudt Gerard ruw heen en weer. Gerard schrikt en geeft een schreeuw, “Sttttttt!!!!” Fluistert Steven dringend, “hou je kop”!  Gerard houdt verschrikt zijn mond dicht, dreigt er gevaar? Toch weer die dekselse  kinderen? Vragend kijkt hij Steven aan maar die geeft met de vinger op zijn lippen te kennen dat ze nu beter even heel stil moeten zijn. In spanning luisteren de mannen naar de geluiden die hen van uit het bos bereiken. Duidelijk is te horen dat er iemand door het bos loopt en even duidelijk is te horen dat de persoon daar buiten dichterbij komt. Steven heeft de hand op het pistool in zijn broekband gelegd, áls het nodig mocht zijn zal hij het gebruiken…

“Hé, hallo… Siërra, Golf…Siërra, Golf…” het wordt gedemt geroepen, en Steven en Gerard ontspannen wat. Dit is het afgesproken wachtwoord, een codetaal die gebruikt wordt voor de eerste letters van hun namen. Steven komt in beweging en gaat heel stilletjes naar de ingang van het hol. Hij sluipt in het donker naar buiten en ziet vaag door de bosjes heen het silhouet van de man die naar hen op zoek is. “Pssst, Foxtrot, hier” sist hij de man toe, en hij zegt hem dat hij moet komen. De man volgt Steven en even later zijn ze in het rovershol. Steven en Gerard begroeten de man, die Ferdinand blijkt te heten, en deze zakt naast Gerard neer op het dunne matrasje. De man ziet er sportief uit, blond en gespierd en hij draagt een grote schakelarmband om zijn pols. Zijn blik is geslepen en om zijn mond ligt een wrede trek, niet iemand om gezellig mee te kletsen. “Tjonge, wat een klus om jullie te vinden, ik loop al drie dagen te dwalen door dit bos, maar gelukkig heb ik jullie nu gevonden”. Ferdinand spreekt op vrij luide toon en Gerard en Steven manen hem tot voorzichtigheid en vertellen dat er kinderen in de buurt gesignaleerd zijn. De man dempt onmiddellijk zijn stem en samenzweerderig gaat het drietal zitten overleggen.

Als de kinderen het dorp in komen blijven ze nog even staan, “we gaan nu naar huis, het is al bijna helemaal donker” zegt Bart, “maar morgen na schooltijd moeten we een plan bedenken” zegt hij, “ er klopt helemaal niets van, ik heb deze mannen vanmorgen bij de kerk zien staan” en hij vertelt de beide meisjes wat hij weet. De meisjes vinden ook dat er iets niet klopt en voordat ze naar huis gaan spreken ze af om morgen onmiddellijk na schooltijd tóch weer samen naar het bos te gaan…

Wat is dat nou?

De andere morgen komen Bart en Janneke het schoolplein op en gaan meteen naar Marieke toe die er ook net is. “Nog nieuwe plannen?” vraagt Marieke aan Bart. “Nee, het enige dat ik kan bedenken is dat we gewoon nog een keer het bos in moeten en dan maar moeten zien hoe het daar loopt” zegt Bart. De meisjes knikken, de bel gaat en alle kinderen gaan de school binnen. Als het plein leeg is maakt zich een schaduw los uit de beschutting van een paar bomen aan de overkant van het plein. Het is een man, een grote brede man met een nors gezicht, hij heeft glad achterover gekamd donker haar en een snor. Op zijn linkerwang zit een litteken dat van net onder zijn oog tot aan zijn mondhoek loopt, niemand heeft gezien hoe hij daar al een hele poos het schoolplein in de gaten hield. Het is “de baas” uit het hoofdkwartier van Steven en Gerard. Hij kijkt behoedzaam om zich heen als hij van onder de bomen tevoorschijn komt en loopt dan diep in gedachten de straat uit…

Als ’s middags de school uit gaat drommen alle kinderen naar buiten. Heerlijk, sommigen beginnen een sneeuwballen gevecht, anderen proberen een glijbaan te maken in de sneeuw, maar Bart en de meisjes maken dat ze weg komen. Bart en Janneke hadden met hun moeder afgesproken dat ze na schooltijd met Marieke mee zouden gaan en zo trekken ze met z’n drieën naar het huis van Marieke. Daar aangekomen gooien ze hun tassen neer, nemen staande in de keuken een glaasje drinken aan en met een koek in de hand vertrekken ze meteen weer naar buiten. “Voor donker thuis zijn hoor” roept Elleke haar dochter nog na. “Ja mam” roept Marieke terug en weg zijn ze. “Kom op, snel naar de Bosweg, het wordt al zo vroeg donker” zegt Janneke. Ze reppen zich naar de Bosweg en van daar af gaan ze voorzichtiger lopen. Eenmaal op het pad onder de bomen gaan ze bijna geruisloos verder. Spreken doen ze niet, luisteren des te beter. Als ze bijna bij het rovershol zijn legt Bart een vinger op de lippen en gebaart naar de meisjes dat hij iets hoort. Ze staan stil en nu horen de meisjes het ook, er ligt iemand luid te snurken in het rovershol. De kinderen kijken elkaar aan, wat nu gedaan? Ze besluiten niet verder te gaan maar heel stil af te wachten, geen van hen durft het hol dichter te naderen en om een hoekje te kijken, bang dat de andere man wakker is en hen ziet, het zijn er immers twee?

De kinderen zitten verscholen tussen een aantal besneeuwde struiken en  hebben een poosje gewacht als ze horen hoe de snurker in het hol een schrikgeluid maakt en daar zelf wakker van wordt. Hij mompelt iets in zichzelf en de kinderen horen hem stommelen in het hol. Een flauw winterzonnetje kiekt nog net tussen de bomen door en plotseling ziet Bart vanuit zijn ooghoeken iets schitteren in het zonlicht. Het komt niet uit het hol maar het lijkt uit het bos te komen, ja het lijkt zelfs wel van achter die dikke bomen te komen. Meteen begint er een alarmbelletje te rinkelen bij Bart, hij pakt de twee meisjes bij de jas en trekt ze mee achteruit, dieper de struiken in. De meisjes zijn geschrokken maar geven geen kik en Bart waarschuwt hen met een vinger op de lippen om heel stil te zijn. Hij wijst naar de bomen en maakt een waarschuwend gebaar. De meisjes begrijpen hem en blijven muisstil zitten, de aandacht nu vol op de bomen gericht. Doordat ze nu zo naar die bomen kijken hebben ze in eerste instantie niet in de gaten dat er iemand uit het rovershol is gekomen en ze vallen bijna achterover van schrik als ze van heel dichtbij een stem horen. “Nu zijn we erbij” denkt Bart, maar wonder boven wonder staat de man van de stem weliswaar dichtbij maar niet zo dichtbij dat hij de kinderen kan zien. De kinderen maken zich zo klein mogelijk en hopen dat de man niet dichterbij zal komen. Ze zijn stuk voor stuk erg angstig en Marieke bidt geluidloos tot de Here God. Dan, na een paar angstige momenten, zien ze hoe de man zich omdraait en weer terug richting het hol loopt, hij gaat er naar binnen en komt even later dik aangekleed weer naar buiten. Een sportieve man met een gemene trek op zijn gezicht, het is Ferdinand. De kinderen, die deze man nog niet eerder gezien hebben, blijven gespannen toekijken. Ferdinand verwijdert zich van het hol en gaat het  bos in, en dan ineens zien de kinderen hoe er twee andere mannen achter de bomen vandaan komen. “Zie je wel” denkt Bart, “ik wist dat er gevaar was” en hij ziet ineens weer de opvallende ring aan de hand van Steven. “Dat zijn toch die boswachters?” denkt hij, wat doen ze hier achter de bomen? Gerard en Steven hebben dit maal de kinderen niet in de gaten en na gisteren verwachten de mannen de kinderen ook helemaal niet dus gaan ze argeloos het rovershol binnen en vergeten voorzichtig te zijn. Heel zachtjes sluipen Bart en de meisjes wat dichter naar het hol toe…

Wordt vervolgd…

Kinderkerst_kaarsjes[1]


+ 7 = 16