De drie musketiers (5)
Gerard en Steven.
Het is nog vroeg, het lijkt of iedereen in het stille dorp nog slaapt, er is bijna niemand op straat. Op het pleintje bij de kerk staan twee mannen met elkaar te praten, ze doen het voorkomen alsof ze elkaar toevallig tegengekomen zijn en nu een praatje maken. Af en toe knikkend naar de enkeling die blijkbaar toch al wakker is en voorbijloopt. De ene man is donker en lang, de andere is blond. Eén van de twee draagt een opvallende zegelring waaraan hij constant draait. Hierdoor wordt de aandacht van de toevallige voorbijganger nog eens extra op deze ring gevestigd… niet zo slim…
Bart was vanmorgen al vroeg wakker, het is nog lang geen tijd om naar school te gaan en omdat hij zich een beetje verveelt in zijn eentje gaat hij het dorp in op weg naar de eendenvijver. In zijn hand heeft hij een plastic zak met oud brood. De eenden, die door het bevroren water niet zo makkelijk aan voedsel kunnen komen, hebben best een lekker boterhammetje verdiend en welgemoed gaat Bart op pad. Als hij de kerk passeert ziet hij de twee mannen staan maar in eerste instantie schenkt hij weinig aandacht aan deze twee. Wel wordt zijn aandacht getrokken naar de bijzondere ring die de ene omheeft omdat hij er zo opzichtig aan staat te draaien en het valt hem op dat ze daar zo doelloos staan. Hij kijkt een beetje bevreemd naar de beide mannen die hij hier nog nooit gezien heeft maar echt geïnteresseerd is hij eigenlijk niet. Bart vervolgt zijn weg en is het voorval al snel weer vergeten. De eenden zijn blij met hun boterhammetjes, die hebben een goede dag vandaag en als het brood op is gaat Bart terug naar huis om te zien of zijn moeder al op is en voor hem óók een lekker boterhammetje heeft klaargemaakt. De twee mannen bij de kerk zijn inmiddels verdwenen maar Bart bemerkt het niet.
Gerard en Steven, want die zijn het natuurlijk, hebben Bart wel degelijk herkend, zij hebben hem immers duidelijk gezien gisteren? En ook zijn rode jas hebben ze herkend. Zonder dat Bart er erg in heeft volgen de mannen hem op korte afstand tot ze hem het pad naar zijn huis op zien gaan, ze weten genoeg, ze trekken zich terug en gaan in een nabijgelegen bushokje zitten overleggen.
Thuisgekomen ontdekt Bart dat mama gezellig de tafel heeft gedekt en dat papa en Janneke ook al aan tafel zitten. Met een zucht van genoegen ploft hij op een stoel neer en wrijft zijn koude handen.
Na schooltijd rennen Bart en Janneke meteen naar huis om zich te melden maar daarna gaan ze gelijk weer weg en zetten koers richting het huis van Marieke want vandaag gaan ze opnieuw naar het hol in het bos om te zien of ze erachter kunnen komen wie die mannen toch zijn en wat ze daar doen in hun rovershol. Marieke staat al op de uitkijk en doet de deur open als de twee eraan komen. “Ik ben er al helemaal klaar voor hoor” roept ze naar Bart en Janneke. “mam ik ga met Bart en Jan mee” zegt ze en Elleke wenst haar en de twee anderen veel plezier.
Vrolijk lopen de drie het dorp door, hier en daar rapen ze wat sneeuw om er elkaar mee te bekogelen maar als ze het dorp achter zich gelaten hebben en op de Bosweg zijn beland worden ze behoedzamer. Achter hen, op veilige afstand, lopen Gerard en Steven. Ze hebben deze dag doorgebracht met het verkennen van het dorp en zijn na schooltijd in de buurt van het huis van Bart en Janneke gebleven, ze hebben daar gepost en toen de kinderen het huis weer uitkwamen zijn ze hen gevolgd. Van tijd tot tijd moeten ze even stoppen omdat ze niet te dicht in het zicht van de kinderen willen komen, ze zijn zeer voorzichtig en alles lijkt mee te zitten. Ondertussen zijn de kinderen nietsvermoedend aangekomen bij het pad dat hen onder de laaghangende takken doorvoert. Gebukt gaan ze verder en Gerard en Steven, die nu inmiddels wel doorhebben dat ze richting het rovershol gaan, nemen een andere weg er naartoe. Voordat de kinderen er zijn hebben Gerard en Steven zich alweer verschanst achter hun bomen om het drietal te bespieden en af te luisteren. Ze kijken elkaar stilzwijgend aan en weten beiden dat er écht iets moet gebeuren, deze nieuwsgierige wijsneuzen maken het voor hen gevaarlijk en moeten zo snel mogelijk uit de weg geruimd worden…
Pas toch op!
Bart, Janneke en Marieke sluipen op hun buik naar het rovershol toe, brrr, wel koud, en ook nat, maar ja het is nodig en dapper sluipen ze verder. Als ze het rovershol dicht genaderd zijn blijven ze hijgend liggen. De spanning zit hoog, hun harten kloppen snel en hun ademhaling gaat gejaagd. Ze proberen rustig te worden en nauwelijks hoorbaar fluistert Bart dat ze nu muisstil moeten zijn. Zo liggen die drie daar in de koude sneeuw. Er gaat een hele tijd voorbij, de kinderen zeggen niets tegen elkaar, af en toe kijken ze elkaar aan maar niemand spreekt. Achter hun bomen staan Gerard en Steven zich te verbijten, ze hebben het koud, hun voeten zijn bijna bevroren, ze willen in hun lekkere warme slaapzak maar zolang die kinderen daar liggen kunnen ze niets beginnen, irritante kinderen!!!
Als de kinderen een hele tijd in de sneeuw gelegen hebben kijken ze elkaar aan en geluidloos begrijpen ze elkaar, ze houden het voor gezien, ze zijn helemaal verstijfd van de kou en het wordt ook al donker, ze gaan naar huis.
Als Gerard en Steven zien dat de kinderen aanstalten maken om rechtsomkeer te maken gebaren ze naar elkaar en als de kust veilig is gaan ze geruisloos en razendsnel via de weg waarlangs ze gekomen zijn terug naar de Bosweg, dáár zullen ze de kinderen opwachten. Als de kinderen onder de bomen vandaan komen en al een eindje op de Bosweg zijn komen Gerard en Steven hen al tegemoet. Ze doen alsof ze toevallige voorbijgangers zijn en houden de kinderen staande om hen iets te vragen. Ze willen weten of de kinderen ook iets gehoord hebben over onraad in het bos? Onraad in het bos? De drie kijken elkaar aan en uit de ogen van Bart flitst een waarschuwing, “nee, we weten van niets” zegt hij. Ondertussen wordt zijn blik getrokken naar de hand van één van de twee mannen, hij herkent de ring die hem vanmorgen ook al opgevallen was en als hij de mannen nu goed aankijkt ziet hij dat het de twee zijn die vanmorgen bij de kerk stonden. Ergens klopt er iets niet en hij is niet van plan om ook maar enigszins antwoord te geven op de vragen van die twee. Gerard ziet de wisselingen op Barts gezicht en hij kijkt Bart strak aan, “o? jij weet niet dat er in het bos gevaar dreigt en dat vooral kinderen uit het bos moeten blijven?” vraagt hij. “Nee, niks van gehoord en als u gelijk had dan hadden we wel een waarschuwing van de politie gekregen” zegt Bart snel. Gerard ergert zich aan de bijdehante knaap en kijkt hem waarschuwend aan. “Wij zijn boswachters en er zijn hier in het bos 2 dieren gezien die heel goed wolven zouden kunnen zijn. We zijn erop uit gestuurd om de boel in de gaten te houden totdat ze gevangen zijn en we zijn aangesteld om kinderen uit het bos te weren, het is winter en er is weinig voedsel te vinden voor deze dieren en als er kinderen in het bos lopen kunnen die een gemakkelijke prooi vormen voor de wolven, dus bij deze ben je gewaarschuwd en wil ik je niet meer in het bos zien, begrepen?!!” De laatste woorden worden dreigend uitgesproken en Bart doet verschrikt een stapje naar achteren. “Ja meneer” stamelt hij, en ook de twee meisjes knikken beduusd. “Goed, dan kunnen jullie nu gaan!!” dondert Gerard. De kinderen weten niet hoe snel ze weg moeten komen en gaan er als de wind van door. Gerard en Steven kijken het stel na met een genoegzame grijns op hun gezichten, “zo, die hebben de schrik te pakken, die komen zo snel niet weer in het bos” zegt Gerard en hij draait zich om en loopt samen met Steven de weg terug naar het rovershol.
Wordt vervolgd…