Willekeurige bemoediging
  • Lachen is zowaar gezond.
    Even een leuke herinnering 🙂 Het is al een aantal jaren geleden, mijn dochter Stefanie logeerde een paar daagjes bij …
Recente reacties
Archief
CD: U bent er altijd

Here is the Music Player. You need to installl flash player to show this cool thing!

De drie musketiers (4)

Links_versiering[1]Afgeluisterd.Rechts_versiering[1]

Bart en de twee meisjes naderen het rovershol. Heel behoedzaam tasten ze eerst de grond af voor ze verdergaan zodat ze geen geluid maken. Het is een vermoeiende bezigheid en ze worden er ook behoorlijk koud van maar het zijn stuk voor stuk doorzetters en zo gaan ze dapper verder. Als ze dicht achter het hol liggen blijven ze, zoals ze afgesproken hadden, muisstil liggen. Af en toe kijken ze naar elkaar maar geen van de drie laat een geluidje horen. Na ruim een half uur zijn ze alle drie erg koud en stijf geworden. Bart geeft met gebaren een seintje dat ze heel voorzichtig op kunnen staan. Stijf en stram komen ze overeind en Bart gebaart dat hij om het hol heen zal sluipen en zal gaan kijken wat er binnen te vinden is. De meisjes kennen het plan en blijven op hun post. Zij zullen goed luisteren en kijken of er van buitenaf geen gevaar dreigt.

Bart is voor zijn elf jaren een verstandige jongen, hij neemt geen enkel risico en gaat zo voorzichtig te werk dat er geen takje zelfs kraakt onder zijn voeten. Stap voor stap gaat hij verder en komt langzaam bij de ingang van het hol. Telkens blijft hij even staan om te luisteren maar hij hoort geen enkel teken van leven vanuit het hol. Daar is de opening waardoor hij naar binnen kan, Bart is gespannen en heel voorzichtig gluurt hij eerst om een hoekje maar er is niemand in het hol te bekennen. Hij kijkt nog eens achter zich en om zich heen en gaat dan het hol binnen. Wat hij verwacht had weet hij eigenlijk niet goed maar er is niet veel te vinden. Er liggen twee matjes met een slaapzak erop, er liggen een paar bekertjes rond en her en der liggen wat verpakkingen van etenswaren. Al met al niet veel bijzonders en Bart wil net teleurgesteld het hol weer uit gaan als zijn oog op iets glimmends valt. HĂ©, wat is dat? Hij pakt iets op van de grond en bekijkt het. Maar dat is een kogel, hij herkent de vorm en weet zeker dat dit een kogel is. Opwinding maakt zich meester van hem en hij steekt de kogel in zijn broekzak waarna hij toch maar snel maakt dat hij hier wegkomt. Iets minder behoedzaam, omdat hij nu toch weet dat de mannen niet in het hol zitten, gaat hij terug naar de meisjes. Opgewonden laat hij de kogel zien en vertelt dat er verder niets bijzonders te vinden was in het hol. Marieke en Janneke bekijken de kogel van alle kanten, zoiets hebben ze nog nooit in het echt gezien. Ze geven hem weer terug aan Bart en samen staan ze daar nog even te overleggen. “Wat weten we nou precies van die mannen?” vraagt Marieke. “Dat ze Steven en Gerard heten, dat ze in ons rovershol hebben geslapen want er liggen slaapzakken, dat ze er gisteren overdag ook waren en dat ze waarschijnlijk een pistool ofzo hebben want er lag een kogel”, somt Bart op. “Maar wat gaan we nou verder doen?” vraagt Janneke. “We kunnen wel naar de politie gaan maar we weten nog steeds niet hoe ze eruit zien, en ook niet wat ze nou eigenlijk van plan zijn”. “Nee, inderdaad”, zegt Bart, “we moeten echt nog even wachten en we moeten proberen of we uit kunnen vinden wat ze van plan zijn, zonder dat hebben we helemaal niets en zal niemand ons echt geloven”. Marieke en Janneke moeten hem daarin gelijk geven, hun ouders zullen denken dat ze een fantasierijk spel aan het spelen zijn en de politie zal er ook weinig waarde aan hechten, het kunnen wel een stelletje jagers zijn ofzo. En zo besluiten de drie musketiers dat ze nu naar huis zullen gaan maar dat ze morgen terug zullen komen om nog een poging te wagen. Ze gaan achter elkaar terug naar het smalle pad onder de bomen en dan via de Bosweg terug naar huis.

Als ze een eindje weg zijn komt er beweging in het stille bos. Niet zover van het rovershol staan een aantal flinke bomen en achter twee van die bomen stappen mannen vandaan. Het zijn Steven en Gerard. Ze gaan naar elkaar toe en Gerard vraagt “Heb je alles kunnen horen wat die knapen bespraken?” Steven knikt, “ja hoor, ik heb alles gehoord, en jij?” “Ja ik ook” zegt Gerard ietwat geĂ«rgerd. “Heel vervelend dat die knaap ons heeft afgeluisterd en dat die dekselse kinderen deze schuilplaats kennen. Nu zijn we er niet meer veilig en moeten we iets anders zoeken”. “mmm
” Steven denkt na, hij fronst zijn voorhoofd en verzint “wat we eigenlijk moeten doen Gerard, dat is erachter zien te komen waar die knapen wonen en als we dat weten moeten we ze zĂł bang maken dat ze het in het vervolg wel uit hun hoofd laten om nog Ă©Ă©n stap dit bos in te doen. Voorlopig weten ze gelukkig nog niet al te veel van ons, ja onze namen, maar niet hoe we eruitzien, en dat is in ons voordeel”. Je hebt gelijk, maar hoe gaan we dat aanpakken?” vraagt Gerard. “Ja, dat weet ik niet zo Ă©Ă©n, twee, drie maar misschien kunnen we dat overleggen met de baas. We moeten toch vanmiddag nog contact opnemen met het hoofdkwartier”. Gerard knikt, dat is waar, ze hebben een afspraak bij de baas vanmiddag
 het is niet iets waar hij naar uit kijkt.

Op het hoofdkwartier.

Gerard en Steven zijn vanuit het bos direct naar het hoofdkwartier gegaan. Ze worden er verwacht en na een tikje op de deur klinkt er een stem die ze binnenroept. Achter een bureau zit een grote brede man met een nors gezicht, hij heeft glad achterover gekamd donker haar en een snor. Op zijn linkerwang zit een litteken dat van net onder zijn oog tot aan zijn mondhoek loopt. Het maakt dat de man er extra indrukwekkend uitziet. Hij kijkt de twee aan en knikt ten teken dat ze kunnen gaan zitten. “Vertel” het klinkt bevelend en Gerard en Steven voelen zich helemaal niet op hun gemak. Ze weten dat ze tot nog toe geen resultaat hebben behaald en als de baas te weten komt dat ze zelfs ontdekt en afgeluisterd zijn door een stel kinderen


Toch zit er niet anders op dan hem te vertellen hoe alles gegaan is en Steven neemt het woord. Hij vertelt nauwkeurig wat er allemaal gebeurd is en als hij uitverteld is, is het even stil. De baas heeft rimpels in zijn voorhoofd, hij is helemaal niet blij met dit verhaal. “Sukkels”, bijt hij ze toe, “hoe heb je dit nou kunnen laten gebeuren?” “Ja maar baas”, zegt Gerard, “die kinderen wisten van die schuilplaats af, zij hadden hem eerst gevonden en kenden hem. Ze kwamen gewoon om er te spelen en door een ongelukkig toeval heeft die jongen ons daar dus gevonden. Hoe konden wij nou weten dat er midden in de winter, in de vrieskou, kinderen zouden zijn die in een hol in het bos willen spelen?” De baas kijkt de twee mannen aan die voor hem zitten, “okĂ©, ik begrijp wel dat dit niet helemaal jullie schuld is maar jullie hadden toch voorzichtiger moeten zijn. Nog een geluk dat geen van die kinderen gezien heeft hoe jullie eruitzien”. “Ja, daar zijn we zelf ook blij mee baas, en als het aan ons ligt zal dat ook niet gebeuren”, zegt Steven. “Hebben jullie je contactpersoon al ontmoet?” vraagt de baas. “Nee baas, we hebben vannacht de hele nacht gewacht maar hij is niet op komen dagen”, zegt Steven. “We zijn van plan om de komende nacht weer te posten in dat hol. ’s Nachts zullen die kinderen daar heus niet komen en zijn we er wel veilig, voor overdag zullen we een andere plek moeten zoeken. Verder zijn we van plan die kinderen zĂł af te schrikken dat ze zich niet meer in het bos durven te wagen”. “Als je maar oppast” bromt de baas, “we willen geen ooggetuigen die jullie zouden kunnen verraden en zo de hele boel in de war kunnen gooien, begrepen?!!”. Het hoofd van de baas wordt onder het spreken steeds roder, hij windt zich op en Steven en Gerard weten dat dat geen goed teken is. Ze zeggen dat ze alles begrepen hebben en dat ze heel voorzichtig te werk zullen gaan en verdwijnen dan zo snel mogelijk uit het kantoor van de baas. “Pffff, volgens mij zijn we net op tijd weg”, verzucht Gerard. “Inderdaad, gauw wegwezen nu voor hij zich bedenkt en ons terug roept”. Gerard en Steven verlaten het pand dat ergens in een achteraf steegje van een soort industrieterrein staat. Een vreemde omgeving voor een kantoor


Op kantoor strekt de baas zijn hand uit naar de telefoon, hij zoekt even tussen zijn contacten en belt dan een nummer, de telefoon gaat over maar aan de andere kant wordt niet opgenomen
 “Bel me onmiddellijk terug!!” snauwt hij tegen de voicemail en hij gooit de telefoon met een klap weer terug op zijn bureau. Wat een situatie, er mag absoluut niets mis gaan maar die kinderen zorgen wel voor een hele grote complicatie, daar móét iets aan gedaan worden


Wordt vervolgd…

Kinderkerst_kaarsjes[1]


6 + 7 =