De drie musketiers (10)
Nachtelijk avontuur.
De commissaris heeft een kamer in een plaatselijk pensionnetje besproken en hij gaat daarheen. Er is met Gerard en Steven afgesproken dat zij proberen om een spoor van Ferdinand op te pikken en dat te zoeken in de richting van waar hij de laatste keer spoorloos verdween. De kinderen hebben vrij precies verteld waar het spoor ophield en de twee rechercheurs gaan voorzichtig op onderzoek uit.
Ondertussen is Ferdinand er in volle vaart met Anco vandoor gegaan. De gemene grijns op zijn gelaat wordt nog breder als hij denkt aan de poets die hij die twee sukkels heeft gebakken. Die dachten zeker dat hij gek was, hij had onmiddellijk in de gaten gehad dat het agenten waren maar het spelletje gewoon mee gespreeld. En zo heeft hij in alle rust zijn kans afgewacht en Anco gegrepen toen hij vanmiddag uit school kwam. Anco was eerst heel erg gaan schreeuwen, schoppen en slaan maar Ferdinand had de auto een stukje verderop gestopt en de jongen stevig vastgebonden en hem een prop in de mond geduwd zodat hij geen geluid meer kon maken. Tot aan de rand van het bos zijn ze gereden en daar heeft Ferdinand de auto stilgezet op een beschut plekje. Hij heeft de flink tegenstribbelende Anco met één zwaai uit de auto getild en hem over zijn schouder gegooid en is met hem het bos in gelopen. Tot zijn grote blijdschap is het weer begonnen met sneeuwen, zo worden mooi zijn voetsporen weggevaagd, dat bevalt hem wel en hij loopt grijnzend verder.
Als hij zo een poos gelopen heeft stopt hij bij een dikke boom, “hier is het” zegt hij binnensmonds en heel voorzichtig loopt hij eromheen. Aan de achterkant voelt hij in de sneeuw en zijn hand vindt een metalen handvat. Hij trekt eraan en dan opent zich een luik vlak voor zijn voeten. Hij laat de jongen erin glijden en volgt dan met een soepele sprong zelf. Het luik laat hij dichtklappen en hij vertrouwt er op dat de sneeuw heel spoedig het luik wel weer bedekt zal hebben en onzichtbaar gemaakt. Maandenlang heeft hij in alle stilte gewerkt aan dit hol onder de grond, vele nachtelijke uren heeft hij hier gegraven want hij wilde dichtbij de plaats waar hij Anco moest ontvoeren een schuilplaats hebben waar hij de jongen veilig een poos verborgen kon houden. Net zo lang tot de kust veilig was en hij hem naar zijn vader kon gaan brengen. Hij maakt de jongen los en gebiedt hem stil te zijn. Hij dreigt dat hij zijn moeder óók nog te pakken zal nemen als hij ook maar één geluidje maakt. Anco is bang en houdt stijf zijn lippen op elkaar. Ferdinand gaat zitten en kijkt hem zwijgend aan. “Weet je wel waarom ik jou meegenomen heb?” vraagt hij. Anco schudt angstig van nee. “Jouw vader wil je graag zien, hij heeft mij gevraagd om jou te halen”. Anco schrikt hevig, hij weet dat zijn vader heel gevaarlijk is en dat de politie naar hem zoekt, maar hij laat niets merken. In de afgelopen uren heeft hij besloten om maar zo goed mogelijk mee te spelen en te hopen dat er een moment komt waarop hij kan ontsnappen. Hij doet alsof hij blij is en zegt “Oh echt? Super, dat heb ik al zo lang gewild maar van mijn moeder mocht het niet. Weet u waar hij is? Dat vind ik echt geweldig!”. Ferdinand is blij verrast en weet nu wel zeker dat hij van de jongen geen tegenstand hoeft te verwachten en laat zijn aandacht beetje bij beetje verslappen…
Het is laat en Ferdinand en Anco zijn gaan liggen op de koude en harde bodem van het hol onder de grond. Anco is van alle vermoeienissen snel in slaap gevallen maar Ferdinand is nog wakker. Opeens hoort hij een heel zacht geschuifel. “Wat is dat?” denkt hij, “misschien een dier? “ Nee, nu hoort hij ook heel zacht gemompel. “Jandoppie, ze zullen hem toch niet ontdekt hebben?” Hij gaat heel zachtjes naar het luik toe en de twee rechercheurs, die van niets weten sluipen om de boom heen waarbij ze per ongeluk op het luik stappen. Ferdinand die gespannen zat te luisteren hoorde de stappen op het luik en met een ruk trekt hij het van binnen open waardoor de beide rechercheurs in één klap naar beneden vallen. Ze zijn zó verrast hierdoor dat ze even niet weten wat er gebeurt en in dat moment geeft Ferdinand hen een klap op het hoofd. Anco is verschrikt wakker geworden van het geluid en vraagt wat er gebeurd is. “Deze mannen willen je vader kwaad doen” zegt Ferdinand en hij begint ze meteen vast te binden. Anco is bang maar hij duwt zijn angst weg en zegt “oh, dan is het maar goed dat u ze gevangen hebt genomen”. “Jazeker, zo is dat!!” zegt Ferdinand. Bij het binden van Gerard en Steven valt Ferdinands oog op de bijzondere ring van Steven en dán maakt Ferdinand een grote fout….
Verdwenen.
Als Bart, Marieke en Janneke de andere dag op school komen wordt er over niets anders gesproken dan over de ontvoering van Anco. Heel de school is in rep en roer en ook het hele dorp is inmiddels op de hoogte van de gebeurtenissen. Her en der lopen er groepjes mensen te zoeken maar al snel komt men tot de conclusie dat de ontvoerder waarschijnlijk al ver weg is met de jongen. Wanneer de juffen en meesters de kinderen van hun klas weer een beetje stil hebben en aan de lessen begonnen zijn komt er iemand het schoolplein op. Het is de commissaris. Hij kijkt ernstig en loopt regelrecht door naar de kamer van de directeur. De twee mannen praten een poosje met elkaar en even later wordt er op de deur van de klas van Janneke en Marieke geklopt. Of de twee meisjes even bij de directeur willen komen. Ook Bart wordt uit zijn klas gehaald. De andere kinderen zijn nieuwsgierig waarom ze naar de directeur moeten maar ook de juf en de meester weten het niet.
In de directeurskamer zien ze de commissaris zitten die hen stuk voor stuk aankijkt. “Jongens, ik heb een hele belangrijke vraag aan jullie, luister goed” zegt hij “is er iéts dat jullie vergeten zijn te vertellen gisteren? Iets waarvan je misschien denkt dat het onbelangrijk is of zo?” De kinderen denken diep na maar kunnen helemaal niets bedenken dat ze vergeten zouden kunnen hebben, nee ze weten het zeker, ze hebben echt alles verteld. De commissaris legt uit waarom hij deze vraag stelt, “Gerard en Steven zouden vannacht op onderzoek uit gaan in het bos maar ze zijn sindsdien spoorloos verdwenen, ze hebben geen contact meer opgenomen en niemand heeft enig idee waar ze kunnen zijn”. Bart en de meisjes kijken elkaar verschrikt aan, dat is heel naar nieuws, wat kan er gebeurd zijn?
De commissaris zit voor zich uit te staren en alle anderen in de kamer houden zich stil. Dan kijkt hij ineens op “Jongens, jullie weten de weg naar jullie eigen rovershol, zouden jullie mij mee kunnen nemen daarheen? Dan ga ik zelf op onderzoek uit en begin in dat hol. Misschien dat ik daar wat aanwijzingen kan vinden”. De kinderen knikken, ja ze willen de commissaris er wel heen brengen. De directeur geeft meteen toestemming maar niet voordat hij eerst de ouders heeft gebeld om te vragen of zij het goed vinden dat de kinderen met de commissaris het bos in gaan. Dat is geen probleem en zo gaat de commissaris met de drie kinderen op stap, op zoek naar zijn verdwenen rechercheurs.
Wordt vervolgd…