Het kleine boompje
Er was eens een heel klein boompje
dat zich achter een huisje verborg,
maar de tuinman, die het daar geplant had
behandelde ’t boompje met veel zorg.
Als het warm was gaf hij ’t boompje water
en als ’t stormde gaf hij ’t boompje steun
en het boompje dacht blij, ik kan niet vallen
zolang ik tegen dat paaltje aan leun.
Zo groeide het boompje voorspoedig
en na een jaar was het al een beetje groot,
tegen een musje zei ’t boompje heel moedig:
bij mij kun je schuilen in tijden van nood.
En toen op een dag kwam de tuinman
met in zijn handen een grote schaar,
daarmee knipte hij ’n stuk van de takken
en ’t boompje voelde zich verdrietig en naar.
Hij kon het maar niet begrijpen
hij was juist zo mooi en gezond,
en nu was de tuinman gekomen
en lagen al zijn takken op de grond.
Toen kwam de winter en ’t sneeuwde
en ’t boompje stond stil in zijn perk,
maar onder de grond daar zaten zijn wortels
die maakten hem krachtig en sterk.
Toen de lente kwam begon ’t boompje te groeien
en zijn takken waren sterker dan voorheen,
voor het eerst in zijn leven begon het te bloeien
een trotsere boom was er geen.
Toen de bloempjes verdorden en langzaam verdwenen
kwam de tuinman weer kijken hoe’t ging
en kijk, er was een klein appeltje verschenen
dat heel tevreden in’t appelboompje hing.
De tijd verstreek en het boompje werd groter
en nog ieder jaar werd het gesnoeid,
maar nu werd het boompje daarvan niet meer verdrietig
want daardoor was hij juist zo gegroeid.
Na jaren van regen, van zon en van winter
stond de boom zo vast als een rots,
en als de tuinman dan kwam om zijn appels te plukken
was de boom best een heel klein beetje trots.
Toen kwam er in ’t najaar een hevige storm
en de regen viel neer in een stroom,
en plotseling, een flits, de bliksem sloeg in
en weg was die prachtige boom.
De tuinman die hoorde het harde geluid
en kwam kijken of zijn boom er nog stond,
en toen hij op die plaats was gekomen
stak er alleen nog maar een stukje boven de grond.
Daar lag nu zijn boom en hij kon niet meer helpen
en dat deed de tuinman veel pijn,
want immers, had hij niet het boompje verzorgd
toen ’t nog heel teer was en klein?
Zo ging er weer een tijd voorbij
en het stronkje leek dor en dood,
dat kleine stronkje was het enige stukje
wat nog over was van die boom mooi en groot.
En toen op een morgen, de zon was net wakker
bleef de tuinman vol blijdschap staan,
want uit dat stronkje dat dood leek en waardeloos
kwam een takje met prachtige blaadjes eraan.
En weet je hoe dat takje uit dat stronkje kon groeien?
zo mooi, zo nieuw en zo gezond?
Het haalde zijn kracht, daar waar niemand het zien kon
uit zijn wortels, diep in de grond.