Willekeurige bemoediging
  • Ik verlang steeds meer.
    Ik verlang steeds meer naar U, om dicht bij U te zijn o Heer, aan Uw voeten ligt mijn schuld, …
Recente reacties
Archief
CD: U bent er altijd

Here is the Music Player. You need to installl flash player to show this cool thing!

Willen we het eigenlijk wel weten?

Als je Psalm 139 leest dan begint David daar met deze woorden: HERE, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. vers 1-3. Dit is voor David eigenlijk het vaststellen van een feit: zo is het! Hij gaat dan verder in deze Psalm met vertellen dat God echt overal is en dat er niets voor Hem verborgen is of kan blijven. Vervolgens vertelt hij dat God de mens gemaakt heeft en dan eindigt hij met woorden in dezelfde trant als waar hij deze Psalm mee begon vers 23-24: Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg.

Toch zit er een verschil in deze twee uitspraken. Aan het begin van deze Psalm constateert David als het ware een feit, hij verwoord daar dat de Here God eigenlijk bij elke “step of the way” bij hem is en met hem meegaat. Ik denk dat dit hem een groot gevoel van veiligheid gaf. Hij had ook al zo dikwijls ervaren dat de Here God hem uit de benauwdheden had gered en hem had bewaard voor zijn vervolgers en hij had door alles heen een band met de Here God opgebouwd. Toch klinken de woorden aan het begin van de Psalm meer alsof de Here God wel bij Davids doen en laten aanwezig is maar meer in een toeschouwende rol. Als hij dan verder vertelt in de Psalm over wat de Here God voor hem betekent kan ik me zo voorstellen dat hij al schrijvend opnieuw onder de indruk komt van wie de Here God voor hem is.

Dan, tegen het einde van de Psalm spreekt David de wens uit dat de Here God de goddelozen zal vernietigen en dan schrijft hij in vers 21-22: Zou ik niet haten, HERE, wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij. Deze woorden hebben wat mij betreft een diepe betekenis. David spreekt hier niet van zijn eigen vijanden maar van de vijanden van God, diegenen die tegen God opstaan. Ook wij hebben te maken met deze vijanden, het zijn de vijanden die ons aanvallen in ons denken, die ons trachten over te halen dingen te doen of te zeggen die regelrecht tegen God ingaan, verleidingen waaraan wij blootgesteld worden. David zegt dat hij ze haat met een volkomen haat en dat is de enige juiste houding die je tegen deze vijanden kunt hebben. Ook wij mogen diezelfde haat koesteren tegen de verleidingen van satan en inplaats van er in mee te gaan en het tot zonde te laten komen, ervan gruwen en er bij wijze van spreken zo misselijk van worden dat we het uitspugen!

In het licht hiervan kom ik dan nog een keer terug op die verzen 23-24: Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg. Waar David aan het begin van de Psalm een feit constateerde vraagt hij nu aan de Here God om actie, hij wil graag gewezen worden op de dingen die niet goed zijn in zijn leven en dat vind ik zo mooi!

Hoe is dat bij  mij, en hoe is dat bij jou? Willen we het wel weten?


+ 4 = 12