Willekeurige bemoediging
  • 18 november 2005
    In de kleine gemeente waar ik vroeger kwam hadden we regelmatig een lofprijs avond. Avonden die we apart hadden gezet …
Recente reacties
Archief
CD: U bent er altijd

Here is the Music Player. You need to installl flash player to show this cool thing!

Stille schreeuw.

Gisteren heb ik iets verteld over mijn vriend in Hellendoorn en vandaag wil ik vertellen hoe het contact tussen ons opnieuw tot stand kwam, echt een bijzonder verhaal. Tegelijk met de eerste ontmoeting vele jaren geleden met deze vriend ontmoette ik ook een andere man, Hans. Destijds was dat via een stichting die mijn man had opgericht. Het verhaal over hoe en wat zou iets te lang worden, maar ik heb Hans een paar maanden meegemaakt. Omdat toen de kinderen nog heel erg klein waren heb ik nooit echt de tijd of de gelegenheid gehad om hem beter te leren kennen. Na een paar maanden zijn we elkaar uit het oog verloren, onze wegen gingen uit elkaar en behalve een jaarlijks kerstkaartje hadden we geen contact. Toen ik met Kerst 2003 een kaartje stuurde kreeg ik van Hans een brief terug, daarin vertelde hij mij hoe het hem verging en dat zijn adres gewijzigd was en nog een paar kleine dingen en onderaan de brief had hij zijn e-mail adres gezet. Ik heb dat toen wel in de computer gezet, maar verder niet de intentie gehad hem daadwerkelijk te mailen. Totdat op een dag, een maand later ongeveer, ik een e-mail naar iemand had geschreven waarin ik wat vertelde over onze familie, en tot mijn grote verbazing is dát mailtje “per ongeluk” behalve bij de persoon met wie ik mailde, óók bij Hans terechtgekomen. Doordat ik nogal wat informatie over ons had verteld herkende Hans veel dingen en mailde mij terug om heel voorzichtig te vragen óf ik toevallig die Ingrid was die hij kende. Nou, dat was dus zo en vanaf dat moment is er een e-mail wisseling ontstaan tussen Hans en mij en óók met de man die Hans al jaren lang begeleidde en verzorgde en samen met deze man een groot huis bewoonde, deze vriend dus.

Hans was een man van destijds inmiddels 70 jaar, die enorm beschadigd was door alles wat er in zijn leven gebeurd was en hoewel hij zéker een gelovig mens was, was hij door allerlei mensen en omstandigheden zó teleurgesteld en zó gekwetst geraakt dat hij totaal géén vertrouwen meer had in mensen en eigenlijk ook niet meer in God. Ook lichamelijk had hij veel gebreken en al met al leefde hij een behoorlijk geïsoleerd leven. Zijn computer was eigenlijk zijn link naar de wereld buiten zijn kamer, en via die computer begonnen we met elkaar in gesprek te raken. In het begin was Hans erg terughoudend, omdat hij, zoals gezegd, erg wantrouwend naar mensen toe was, maar van lieverlee werden de gesprekken toch wat meer open. Toen ben ik een aantal maanden later, op 2 juni bij hen geweest en ik ben daar ook een nachtje blijven slapen en we hebben heel wat afgepraat met elkaar. Dit persoonlijke contact heeft bij Hans alle reserves weggenomen en op een onbegrijpelijke wijze is ons contact in zeer korte tijd zó verdiept en is er zó’n mooie vriendschap ontstaan. Iets wat je normaal gesproken pas in jaren op zou kunnen bouwen ging bij ons echt in een recordtempo, we mailden iedere dag minsten één keer, maar soms ook wel vaker. Hans zei, ik heb het gevoel alsof ik er een zus heb bijgekregen. Dat was uit zijn mond een groot compliment. Maar Hans had tijden dat hij het echt allemaal  niet meer zag zitten, dan was alles inktzwart voor hem, dan had hij geen enkel toekomstperspectief meer en dan was voor hem het leven bijna onleefbaar. Ook voor de  man die hem verzorgde was dit heel moeilijk, je ziet het en je kunt niet echt  helpen, al zou je het nóg zo graag willen. Maar door de kracht van de Here, kon hij wel vol liefde en geduld, altijd weer naast hem staan en hem steunen.

In zo’n tijd van absolute donkerte voor Hans, heb ik toen dit gedicht geschreven dat later de titelsong van een cd is geworden. Ik had namelijk aan Hans gevraagd of er íéts was dat ik voor hem zou kúnnen doen, waarop hij mij antwoordde dat hij graag zou willen dat ik zou bidden dat hij tot een volkomen overgave aan God zou komen, omdat hij zich gerealiseerd had dat hij dat nog nooit gedaan had. Uiteraard heb ik dat onmiddellijk gedaan en ben het ook blijven doen en toen heb ik op een avond een gedicht gemaakt en ik heb het naar Hans gestuurd en hem gezegd dat ik het in de “ik”  vorm gemaakt had, zodat hij het vanuit zichzelf kon lezen. Daarbij heb ik hem geschreven dat ik in de eerst twee verzen geprobeerd had zijn situatie te schetsen, maar dat het woorden waren die ik zo in mijn hart gekregen had en dat ik ervan overtuigd was dat de Here precies wíst hoe hij zich voelde en dat juist dóór dit gedicht ook aan Hans wilde laten merken, en ook heb ik hem verteld dat de Here niet vanaf de rand van de put naar beneden roept van: “kom maar naar boven” maar dat Hij juist afdaalt en heel dichtbij hem wilde zijn en hem wilde helpen om sámen met hem úít die donkerte en diepte te komen en dat Hij aan Hans, Zijn hand aanbood. Ik heb hem gezegd dat ik hoopte dat die laatste twee verzen heel spoedig werkelijkheid in zijn leven mochten worden…

Een stille schreeuw, uit het van pijn verstomde hart
een stille traan, valt in een zee van diepe smart.
Er is géén mens, die deze pijn kan dragen,
er is géén antwoord op ´t wanhopig vragen.
Een róép omhoog, oh God, verlaat mij niet,
want ik verdrink in pijn en in verdriet.

Een bange blik naar boven, waar het donker is,
waar ik élk licht, van maan en sterren mis.
De duisternis omhult mijn ziel volkomen
´t licht uit mijn ogen lijkt mij zelfs ontnomen.
Mijn stille schreeuw die echo´t overal
en ´t lijkt, alsof ik almaar dieper val.

En dan ineens wordt daar mijn hand omvat
en zegt een stem:” ga mee, kom ga met Mij op pad.”
En ik ga mee, in blindelings vertrouwen
hoewel de angst mijn hart nog wil benauwen.
Die stem zegt :” kijk, aan´t einde wordt het licht”
ik kijk opzij en zie dan… Zijn gezicht.

Nog nóóit heeft iemand zó naar mij gekeken
en nimmer heeft de nacht, voor mij zó licht geleken.
Nog nóóit heeft liefde zó mijn hart omhult,
nog nóóit Zijn vrede zó mijn ziel vervuld.
En ik vóél, Gods liefde is echt overal,
daarginds in´t licht, maar ook hier… in mijn dal.

Hans was erdoor geraakt en de deur van zijn hart was echt opengegaan, eerst heel voorzichtig, maar later heeft hij me echt laten zien wat er binnenin hem leefde. En toen op een middag kreeg ik een mailtje van hem waarin hij mij vertelde dat hij, samen met de man die hem verzorgde, op de knieën was gegaan en dat hij écht en helemaal, zichzelf had overgegeven aan de Here God. Wat waren we daar alledrie blij mee, ik heb hem dat ook geschreven hóé geweldig ik dit vond… Dit was op een woensdag, 2 dagen later kreeg ik een telefoontje dat Hans een hersenbloeding gehad had en in het ziekenhuis lag, en nog 2 dagen later is hij overleden. Dat was datzelfde jaar, op 5 juli. Wat wáren we blij dat Hans net daarvoor deze belangrijke stap had genomen en wat wáren we dankbaar dat hij nu zonder pijn en zonder verdriet bij de Heer mocht zijn. Ondanks het verdriet wat er natuurlijk bij de familie, maar vooral ook bij deze man, mijn vriend, was, die hem al die jaren verzorgd had en voor wie Hans een echte broer geworden was waar hij van hield. En ik ben ervan overtuigd dat het de liefde, de trouw en de gebeden van déze man waren, die ervoor gezorgd hebben dat Hans uiteindelijk bij zijn Heer thuis kon komen. Hij heeft mij toen gevraagd of ik op de begrafenis dit gedicht wilde voorlezen, ik heb dat gedaan, maar ik heb er nog een couplet aan toegevoegd en dat was dit:

Samen met zijn Heer heeft Hans zijn laatste reis ondernomen
en uiteind’lijk is hij aan Zijn hand, daar veilig thuisgekomen.
Daar is geen angst, daar is geen pijn, alleen maar vrede en licht
en God veegde met Zijn eigen hand, ied’re traan van zijn gezicht.
Ja, ik verheug me op die dag dat ik hem opnieuw zal ontmoeten
en dat wij elkaar vol vreugde en liefde, daarginds mogen begroeten!

In één van zijn laatste mailtjes schreef Hans aan het einde, “tot gauw” want ik zou snel weer naar hem toegaan. Het is er nooit meer van gekomen, maar op zijn begrafenis, na het voorlezen van het gedicht, heb ik gezegd “tot gauw Hans” want ik gá hem daar zéker weer ontmoeten, mooi hè? God is goed!

 


4 + 8 =