Naakt…
Als je in Genesis het verhaal over de schepping leest, dan kun je lezen dat God de eerste mens, Adam, gemaakt heeft naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis. Wat moet dát een mooi mens geweest zijn. Ik denk dat wij ons daar geen voorstelling van kunnen maken hóé mooi en hóé volmaakt. Wat jammer dat Adam en Eva in zonde zijn gevallen en daardoor die schoonheid hebben verloren. God had hen bekleed met Zijn heerlijkheid, maar toen ze van de verboden boom gegeten hadden, hebben ze die heerlijkheid verloren en ontdekten ze dat ze naakt waren.
Helemaal aan het begin van de Bijbel lezen we over de naaktheid van Adam en Eva, zij hadden hun “bekleding” verloren door de zonde. En als je nu aan het einde van de bijbel leest, dan zie je in Openbaring 3 opnieuw die naaktheid ter sprake komen. Het staat in de brief aan de gemeente te Laodicea, je weet wel, dat waren die mensen die lauw geworden waren. En dan zegt God tegen deze mensen in vers 17-19 : (Het Boek) : U zegt dat u rijk bent en niets tekort komt. Maar u beseft niet dat u er geestelijk ellendig aan toe bent: U bent arm, blind en naakt. Ik geef u de raad goud van Mij te kopen dat in het vuur gezuiverd is; dan pas zult u rijk worden. En koop witte kleren van Mij, zodat u niet naakt bent en u niet hoeft te schamen. Koop ook ogenzalf en smeer dat op uw ogen, zodat u kunt zien.
Naakt aan het begin van de Bijbel en naakt aan het einde van de Bijbel. Toch zit er een verschil tussen deze twee momenten. Adam en Eva vóélden dat ze ineens naakt waren, de heerlijkheid van God was van hen weggenomen, en dat konden ze zéér goed merken. Ze schaamden zich om zónder die bekleding God onder ogen te komen, immers, ze hadden iets verloren dat Hij hun gegeven had. Zij kénden het gevoel om gékleed en békleed te zijn en dáárom bemerkten zij ook onmiddellijk hun naaktheid. Hóé anders is het gevoel van de mensen uit deze gemeente te Laodicea én ook het gevoel van óns mensen van vandaag. Inmiddels zijn er sinds Adam en Eva eeuwen voorbijgegaan en zijn we met z’n allen totaal vertrouwd geraakt met onze geestelijke “naaktheid”. Wij weten niet hoe het is om bekleed te zijn met Gods heerlijkheid, daarom kennen en hérkennen wij onze schamele naaktheid vaak niet.
Maar daar waar in de hof van Eden de bekleding werd weggenomen, hebben wij echter de mogelijkheid om hem weer terúg te kopen. Zoals het in Openbaring 3 staat geschreven. God zelf draagt daar die mogelijkheid aan. Een poosje terug heb ik er ook al eens op gewezen dat hier gesproken wordt over “kopen”, hetgeen inhoudt dat het ons dus iets zal kosten. Het is zo dat je in de bijbel vaak ziet dat de dingen “teruggedraaid” moeten worden. Óók hier is dat het geval, Adam en Eva waren “schone” mensen, en over dat mooie en schone heen, lag die bekleding, die heerlijkheid van God. Toen die bekleding was weggenomen, konden Adam en Eva dus vuil worden, en dat wérden ze ook. En tot nu toe, zijn ook wij mensen die vuil worden, omdat we in een vuile wereld leven. Maar om nu die witte klederen te kúnnen “kopen”, moeten we een prijs betalen, en dát is: die vuiligheid die ons aankleeft, wégdoen. Weg met al die dingen die ons zo vertrouwd zijn, waar we vaak ook plezier in hebben terwijl we best weten dat het niet goed is. Wij moeten daar afstand van nemen. In de hof van Eden was het zo dat Gód afstand moest nemen, omdat Adam en Eva gemeenschap hadden met de zonde. Zij liepen als het ware een stuk bij God vandaan om dichter bij de zonde te kunnen komen. Óók dat moet worden teruggedraaid, wij moeten heel bewust afstand nemen van de zónde en die stap naar God terúg doen. En dan mogen we óver ons gereinigde leven, dat witte kleed aantrekken.
II Kor.5:2-4 : Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden, als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden. Want wij , die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch óverkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
In de hof van Eden werd het ónsterfelijke verslonden door de zonde, Adam en Eva werden ontkleed en er moesten dieren gedood worden om hen te bedekken met de dierenvellen. Vanaf dat moment moest er worden gedood, om te blijven leven. Tótdat Jezus het ultieme offer werd. Óók Hij moest dood, opdat wij zouden leven. En nu worden wij opgeroepen om dát leven te gebruiken en daarmee de zonde, te verslinden. Die aardse tent, waarover Paulus spreekt, ons lichaam dat sterfelijk was geworden, mag totaal opgaan in dat leven dat Jezus ons geeft. En dan mogen wij ons bekleden met die witte klederen en opnieuw aan Hem gelijk zijn, wondermooi en wonderschoon. Dát is toch iets om naar te verlangen hè?