Het andere verhaal.
Vandaag wil ik voor de laatste keer nog even in hetzelfde hoofdstuk blijven als de afgelopen dagen, maar nu met “het andere verhaal”. Het verhaal over het dochtertje van Jaïrus. Jaïrus kwam naar de Here Jezus toe en dan staat er: en hij (Jaïrus) smeekte Hem dringend, zeggende: Mijn dochtertje ligt op haar uiterste; kom toch en leg haar de handen op, dan zal zij behouden worden en in leven blijven.Marcus 5:23. Dan gaat de Here Jezus met hem mee, maar ze moeten zich een weg banen tussen die opdringende menigte door, en dan komt daar dus die bloedvloeiende vrouw, waarvoor de Here Jezus alle tijd neemt. Ik kan me voorstellen dat deze Jaïrus zich gigantisch stond te ergeren, zijn dóchtertje ging dood en de Here Jezus maakt helemaal geen haast om bij haar te komen. Mán, dan zou je Hem toch willen pakken en met je mee willen sleuren? Bovendien was hij, Jaïrus, er toch het éérste? Die vrouw moest dan maar even wachten hoor, ze was notabene net genezen dus dat was voor haar helemaal geen probleem meer. Maar nee, die vrouw ging voor en terwijl de Here Jezus nog met haar aan het praten was, kwamen ze Jaïrus vertellen dat zijn dochtertje reeds gestorven was. Het had geen nut meer om de Here Jezus nog lastig te vallen. Maar dan staat er in vers 36: Doch Jezus luisterde niet naar wat gezegd werd, maar Hij zeide tot de overste der synagoge: (dat was dus Jaïrus) Wees niet bevreesd, geloof alleen.Nou lekker, in wát dan? Dat dochtertje was immers al dood? Denk je dat er nog een sprankje hoop in het hart van Jaïrus overgebleven was? Als ik Jaïrus geweest was, dan was ik boos geweest op de Here Jezus, waarom was Hij niet eerst snel naar zijn dochtertje gegaan? Nu was het te laat!
Hier staat dat Jezus niet luisterde naar wat er gezegd werd over de dood van dat meisje, en dat is iets wat ik opmerkte. Als er tegen mij negatieve dingen gezegd worden, dan ben ik al gauw geneigd om daardoor beïnvloed te worden. Maar Jezus wist dat het voor Zijn Vader niks uitmaakte of het meisje ziek was of dood, God is de Schepper van álle dingen, Hij kon het zo weer in orde maken. Daarom hechtte Hij ook geen waarde aan mensenpraat, Hij wist wat Goddelijke kracht was en dat die kracht vele, vele malen sterker is, én dat Zijn Vader, door Hém heen, die kracht zichtbaar maakte. Hij maakte Zich daar dus geen zorgen om. Ik vind dat wel leerzaam, want door met de Here om te gaan en aan mijn relatie met Hem te werken, leer ik Hem steeds beter kennen, dus óók Zijn kracht. En daardoor wordt ook ik steeds standvastiger, en leer óók ik (stapje voor stapje) om niet meer naar negatieve praat te luisteren, maar juist naar de stem van mijn hart, dáár waar het geloof in Hem meer en meer groeit.
De Here Jezus gaat dan alsnog mee met Jaïrus naar zijn huis, en daar aangekomen ziet Hij allerlei mensen die luid huilen en weeklagen over dat meisje. Dan vraagt Hij hun waarom ze dat doen, Hij zegt dat het meisje niet dood is, maar slechts slaapt, waarop ze Hem vierkant uitlachen. Deze mensen worden vervolgens het huis uitgedreven en dan gaat de Here Jezus, samen met de vader en moeder van het meisje én een paar van Zijn discipelen, haar kamertje binnen. Hij pakt haar hand en zegt dan : “Meisje, Ik zeg u, sta op!” vers 41. en ze staat onmiddellijk op, tot grote ontzetting van haar ouders. En dan zegt Hij tegen deze ouders dat ze niemand van dit wonder mogen vertellen. Dan zou je zeggen dat de mensen dit toch vanzelf wel zouden zien als ze het meisje weer zien rondlopen? Maar de Here Jezus had immers gezegd dat ze niet dood was, maar sliep, dus zouden ze denken dat Hij dan tóch gelijk had, dat ze dan zeker tóch alleen maar geslapen had. Hij wilde dat de mensen in de waan zouden blijven dat het meisje inderdaad alleen maar geslapen had…waarom…? Ik denk dat de Here Jezus zo graag wilde dat ze Hém zouden volgen, simpelweg omdat Hij de Zoon van God was, maar wat er gebeurde was, dat ze aan kwamen stormen om de wónderen te zien die Hij deed. En hoe meer er over de wonderen gesproken werd, des te minder werd er over de “wonderDóéner” gesproken, hoe meer genezingen er plaatsvonden, des te minder werd de Genézer gezien, hoe meer bevrijdingen er gebeurden, zoveel minder werd de Bevrijder opgemerkt.
De mensheid kon niet gered worden door wonderen en tekenen, niet door genezingen en bevrijdingen, dat kon alléén door het offer van Jezus, men had het nodig om HEM te zien, HEM te leren kennen, HEM te volgen, HEM te geloven en te vertrouwen. En ieder wonder leidde de mensen af van HEM. Dáárom moesten deze ouders hun mond houden over het wonder en je ziet het op meerdere plaatsen dat de Here Jezus de mensen vraagt om niets van het wonder, aan hen gedaan, te vertellen aan anderen. Ieder wonder, hóé groot of hóé indrukwekkend ook, is slechts tijdelijk, want met het einde van een mensenleven, houdt ook het wonder op te bestaan.
Er is maar één daad, door de Here Jezus verricht, die van eeuwigheidswaarde is, en dát is Zijn offer, voor ons gebracht. Daardoor alleen kan een mens gered worden voor eeuwig, dat wilde Hij de mensheid duidelijk maken, en nog steeds is dát het állergrootste wonder, een mens die zich bekeert tot Hem. En automatisch brengt dit mij dan tot het onderzoeken van mijn eigen hart, waar ben ik mee bezig? Met het najagen van wat de Here Jezus dóét? Of ben ik bezig om Hem te leren kennen zoals Hij is? Da’s een belangrijke vraag!!