Onverschillig?
Wat verschrikkelijk, de ramp in Azië, iedere dag opnieuw zag je de beelden aan je voorbij komen, zóveel ellende, zóveel verdriet en natúúrlijk wil je dan doen wat je kunt, en voor veel mensen is dat iets van je geld geven.
Als je bedenkt hóé afgrijselijk het moet zijn voor de mensen die dit hebben zien gebeuren en het hebben overleefd, om voor je ogen álles te zien verdwijnen, je geliefden, je buren, kinderen, volwassenen, je huis, je bezittingen, je hele buurt… Het is haast niet te bevatten en hoe ik ook probeer, ik kán het me vanaf hier, natuurlijk absoluut niet voorstellen hóé vreselijk het voor die mensen moet zijn.
Dan zie je ouders, wanhopig met hun dode kindje in de armen, je ziet mensen die radeloos zijn omdat ze hun geliefde vóór hun ogen hebben zien verdrinken en ze konden niets doen om te helpen, beelden die ze hun hele leven nooit meer zullen vergeten. Een ramp die door niemand voorzien was, plotseling van het éne op het andere moment is het leven van zóvelen kompleet verwoest. Zóveel doden en zóveel overlevenden die geen huis, geen familie, geen bestaan, geen hoop meer hebben.
En dan denk ik aan de Here God, de schepper van álle leven, ieder mensenkind is door Hém persoonlijk gewild en gemaakt, met de bedoeling om eenmaal Hem toe te behoren, en dan is er een dag waarop er zóvelen sterven, en hoevelen zijn er die Zijn huis binnengaan? Hoe groot is Zijn verdriet op zo’n dag? De Vader van de schepping die óók wanhopig kijkt naar Zijn dode kinderen, verloren voor altijd…
En dan denk ik aan mijzelf, in mijn veilige huis, mijn veilige straat, ons “veilige” land. Maar wat kan óns nog te wachten staan? Deze mensen hebben de ramp nóóit zie aankomen, in enkele ogenblikken was alles voorbij… Stel je toch eens voor dat in mijn straat, in jouw straat, morgen nét zo’n vloedgolf komt, en je ziet je buren voor je ogen verdwijnen en de melkboer, die toevallig net in jouw straat staat. Of je kinderen, je man, je vrouw, noem maar op. En stél nou, dat jij/ik ze nóóit hebben verteld over de Here Jezus, en wat Hij voor ons betekent, stél nou, dat ze in jou/mij nóóit de Here Jezus hebben kunnen ontdekken, stél nou, dat we eenmaal voor de troon van God zullen staan en naast ons staan onze buren, en ze kijken ons met verwijtende blikken aan en zeggen, “waarom heb je het ons nooit verteld?”
Stél nou, dat we daar staan en de Here God zélf kijkt ons aan en vraagt “ja, waaróm heb je het nooit verteld?” Ik zou er geen antwoord op hebben, en jij?
Stél nou, dat er morgen nog een dag is waarop alles nog net zo veilig lijkt als nu, een dag dat we nog rustig buiten kunnen lopen, dat we het pad van de buren nog kunnen begaan, dat we daar kunnen aanbellen en ze kunnen vertellen van het offer van de Here Jezus, stél nou, dat we Zijn liefde nog kunnen doorgeven en voorleven aan de mensen om ons heen, stél nou dat dáár nog tijd voor is…? En stél nou dat we er zelfs vandáág al mee zouden beginnen…?
Kolossenzen 4:5 zegt: Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maak u de gelegenheid ten nutte!
Het is dwaas om te gaan wachten tot de gelegenheid voorbij is, laten we wijs zijn, de gelegenheid gebrúíken, laten we nú geven, géven wat we te geven hebben, de liefde van onze God die het hart van élk mensenkind zoekt.
En laten we intussen voorál deze mensen, die zó zwaar getroffen zijn, niet vergeten in onze gebeden en in onze financiële bijdragen.
Laat het niet zo zijn dat op een dag
God mij mijn onverschilligheid verwijt,
dat ik voor Hem sta en mijn buren zie,
verloren voor altijd.
Dat ik weet, ik had het door moeten geven
het vertellen in mijn buurt, in mijn straat,
ik had het de mensen vóór moeten leven,
te laat……..te laat………..te laat……..!