5 juni 2008
Ik moest denken aan een gedicht dat ik ooit gemaakt heb, ik wil het hier nog eens opschrijven. Als we om ons heen kijken, naar alles wat er gebeurt, kunnen we weleens ontmoedigd raken, of ons zelfs angstig afvragen waar dit alles toch naartoe zal leiden. Ondanks alles mogen we weten dat uiteindelijk alles ten goede zal keren voor ons, de kinderen van God. Omdat de Here Jezus voor ons, mens geworden is, en in die hoedanigheid voor ons de straf heeft gedragen en de prijs heeft betaald. Een kostbare boodschap, een boodschap van hoop die we mogen uitdragen in deze wereld nu er nog tijd is. Nu het nog dag is om te werken…………..
Niemand is als U,
wij zeggen dat om God te eren,
niemand is als God,
Hij heeft ons nog zoveel te leren,
Hij is groot, almachtig en goed,
Hij is liefdevol en waar,
er is geen ding voor Hem verborgen
en Hij staat altijd voor ons klaar.
Ja, niemand is als Hij,
aan de ene kant is dat heel fijn,
maar binnen in het hart van God,
knaagt een stille, diepe pijn.
Eenmaal maakte Hij de mens,
naar Zijn beeld, aan Hem gelijk,
Adam heeft Hij hem genoemd
Oh, wat voelde God zich rijk.
Adam kreeg ook nog een vrouw,
het was volmaakt, dat vond ook God,
maar toen kwam daar die listige slang
die maakte alles voorgoed kapot.
Weg was de vrede en ‘t geluk,
het paradijs dat moest op slot,
er kwam een brede diepe kloof
tussen de mens en tussen God.
Toen deed God een laatste poging
Hij zond vanuit Zijn Koninkrijk,
Het alleliefste wat Hij had,
Jezus werd aan óns gelijk.
Hij heeft hier op aard geleden
En moest sterven aan een kruis,
daarmee baande Hij de weg
naar het Eeuwig Vaderhuis.
Wij. die hebben aangenomen
‘t offer dat Hij voor ons bracht,
wij mogen wand’len in het licht
dat schijnt temidden van de nacht.
Jezus zelf gaat met ons mee,
Hij leidt ons op het smalle pad
en wanneer wij soms ook struik’len,
Hij houdt onze hand omvat.
Hij wil in ons leven werken,
leert ons ook Gods stem verstaan,
Hij heeft in ons hart, Zijn woning,
al’t kapotte raakt Hij aan.
God’s Vaderhart is vol van liefde
en strakjes in Zijn Hemelrijk,
zijn wij opnieuw zoals Hij’t bedoeld had,
naar Zijn beeld, aan Hem gelijk.