3 augustus 2005
Gisteren schreef ik over het principe van “geven”, ook over het verhaal van de weduwe te Sarefat. Hoe zij gehoorzaamde aan de profeet Elia en hoe daardoor haar meel nooit opraakte en haar kruikje olie nooit leeg raakte.
Als je dat stukje leest, dan zegt God tegen haar: “Ik zal voorzien in die meel en in die olie, ik zal zorgen dat je iedere dag te eten zult hebben…..tótdat Ik regen op de aardbodem geven zal”. Eigenlijk was dit een belofte voor deze vrouw, ten eerste natuurlijk dat zij en haar zoon in leven gehouden zouden worden door God zelf, maar ten tweede dat er opnieuw regen zou komen, waardoor het gewas op de aardbodem weer zou gaan groeien en waardoor deze vrouw en haar zoon weer ván die aardbodem zouden kunnen eten en zich door middel van het verbouwen van allerlei voedingsmiddelen een toekomst konden verzekeren.
In de tijd dat er droogte was, moest deze vrouw iedere dag opnieuw afwachten of de Here wel zorgen zou voor dat meel en die olie. Dat hield ook in dat zij geen andere keus had dan haar vertrouwen op de Here God te stellen. Hij was Degene van wie zij alles moest verwachten, maar doordát Hij zo getrouw voor haar zorgde, werd haar geloof en haar vertrouwen wél opgebouwd. Juist in die moeizame periode groeit daar een band met God, die sterk zou blijven voor de rest van haar leven. En eigenlijk is het heel interessant, want God zorgt éérst dat datgene wat zij nog had niet opraakte, maar als het dan weer gaat regenen is Hij het nog steeds die voor het eten zorgt, want zonder Hem en zonder Zijn regen, is er niets dat groeien kan.
Maar………er is een verschil, in het eerste geval (waar God voorzag in meel en olie) kon zij zelf niets doen om te zorgen dat die olie en dat meel er kwamen. Zij was onmachtig om daar zelf in te voorzien. In het tweede geval echter, wordt van haar wél verwacht dat zij iets gaat doen om eten op de plank te krijgen. Want God heeft duidelijk gesproken dat Hij dán zal ophouden om in dat meel en die olie te voorzien. Hij voorziet in regen, Hij zorgt voor de wasdom, maar deze vrouw moest zélf het zaad in de grond stoppen en onkruid wieden, zorgen voor het gewas, maar dat houdt óók in dat ze zoveel kan verbouwen als haar landje maar toelaat. En dat ze daardoor de pot meel en het kruikje olie tot de rand toe kan vullen, of zelfs nog meer………..?
Zó werkt dat, weet je, toen ik in het begin alleen kwam met 4 kindertjes in de leeftijd van 1 tot 7 jaar, was dat niet makkelijk. Je moet alles opnieuw opbouwen, je bent afhankelijk van mensen en instanties, en hoewel ik weleens mopperde, was ik zéér dankbaar dát God zo heeft voorzien in ons leven. Het was voor ons óók een tijd van droogte, er was bijna geen geld en dan was daar toch altijd weer Gods voorziening. Maar op een bepaald moment heb ik heel bewust een keuze gemaakt, de keuze om God te danken voor álles, ook al leek het nóg zo uitzichtloos, ik heb Hem gedankt dat hij in staat was om het ónmogelijke, mogelijk te maken. En ook al had ik geen cent, dan heb ik tóch dat zaad van geloof en vertrouwen in de grond gestopt. (want dát was het wat ik, dóórdat God ons zo hielp, wel vergaard had, zaad, maar nog geen gewas.) En God heeft er regen over gegeven, Zijn Goddellijke zegen heeft Hij erover uitgestort, en dat is gaan groeien in mijn hart. Inplaats van twijfel, moppers, ondankbaarheid, kwam er blijdschap in mijn hart. Blijdschap waarmee ik mijn laatste cent aan God én ook aan mijn medemens kan geven, blijdschap omdat ik zeker wéét dat God in alle dingen voorziet. En het onkruid dat regelmatig nog opkomt, de twijfels, die haal ik er meteen uit, zodat dát geen kans krijgt om al dat goede te overwoekeren. Dat zaad trouwens, zijn de woorden uit de bijbel, die ik in mijn leven in vervulling heb zien gaan, bijvoorbeeld staat er, dat als ik mijn tienden betaal, God dan de hemelvensters zal openen. Iedere keer dat ik Gods voorziening heb mogen proeven is dat woord waar geworden in mijn leven, en dat heeft in mijn hart geloof gebouwd. Maar nu neem ik zélf dat zaadje, dat woord van God, ik plant het in de grond (mijn hart) die grond die al vruchtbaar gemaakt is door alles wat ik heb gezien van Gods grootheid, en dán kan God Zijn zegen daarover geven en het laten groeien tot een mooi gewas in mijn leven.
Ik heb weleens van iemand een zakje met bloemenzaad gekregen. Op de buitenkant van dat zakje stonden de mooiste bloemen afgebeeld maar toen ik dat zakje opendeed…………zaten er alleen maar zielige pitjes/zaadjes in, het léék niet eens op dat mooie plaatje. Toch heb ik die zaadjes in de grond gestopt en na verloop van tijd kwamen inderdaad die mooie bloemen tevoorschijn. Zó is het met het woord van God, Hij belóóft ons dat Hij de hemelvensters voor ons opent, en ook al zie ik er nog niets van, ik neem dat woord aan en bewaar het in mijn hart, daarbij dank ik God voor de uitwerking ervan, en het resultaat wordt dan zichtbaar in mijn leven. Het wordt zoveel dat ik er gemakkelijk ook aan anderen van kan uitdelen. Maar pas als het gewas ópkomt, kun je zien wat je gezaaid hebt. Het zaaien doe je in geloof en het oogsten in aanschouwen.
Paulus schrijft ook over het geven in II Cor.9:10-12 (uit Het Boek) : God, Die de boer zaad geeft om te zaaien en ons brood om te eten, zal u steeds meer zaad en steeds grotere oogsten geven. Dan kunt u van uw overvloed steeds meer uitdelen. Ja, Hij geeft zoveel dat u altijd veel kunt weggeven. En wanneer wij uw gift brengen aan hen die te kort hebben, zullen zij God danken en prijzen voor uw hulp. Door deze vrijgevigheid worden niet alleen gelovigen in nood geholpen, maar ontvangt ook God veel lof en eer.
Wij mogen Uw zaad zaaien Heer
en U geeft dan de groei,
U stort uw zegenstromen uit
en brengt het zaad tot bloei.
In de bodem van mijn eigen hart
zaai ik vertrouwen, geloof en moed,
zodat ik daarvan oogsten mag
in rijke overvloed.