24 april 2005
Spreken of roepen…………. Hoe ver weg, of hoe dichtbij is God eigenlijk? Is je bidden een “spreken” of is het een “roepen” tot God? Toen Adam en Eva nog in de hof van Eden woonden, kwam de Here God elke avond om met Adam te wandelen, en te spreken, ze waren dicht bij elkaar. Maar na de zondenval is er natuurlijk die verwijdering gekomen en dan zie je heel vaak, vooral ook in de Psalmen, maar ook in de andere bijbelboeken, dat de mensen tot God “roepen”, David zegt het dikwijls “ik riep luide tot de Here”. Maar na de kruisdood van de Here Jezus hebben wij weer de mogelijkheid gekregen om gemeenschap met God te mogen hebben, dus wij kunnen Hem zeer dicht naderen. En dan hóéven we niet tot Hem te roepen, maar dan mogen we gewoon met Hem spréken.
Mijn kinderen hebben er vaak een handje van om mij te roepen, dan ben ik bijvoorbeeld beneden en dan zit er één boven, luide muziek aan, en dan hoor ik “ma-am” , nou dan antwoord ik wel, maar dan kunnen ze me niet verstaan en blijven maar roepen in de verwachting dat ik dan wel naar boven kom zodat ze me wél kunnen verstaan. Maar dat doe ik niet meer, toen ze klein waren ging ik altijd naar hén toe als ik met ze wilde spreken, maar nu ze volwassen zijn komen ze maar naar mij toe. En als ze me dus niet verstaan, nou jammer.In de eerste plaats zou het zaak zijn dat ze die muziek afzetten, zodat alle herrie van de achtergrond verdwijnt en dan zóúden ze me misschien kunnen horen, zodat ik ze zou kunnen vragen naar mij toe te komen om een normaal gesprek te voeren.
In ons eigen leven is dit soms ook best wel herkenbaar, er zijn vaak zoveel dingen die ons bezighouden, zoveel gedachten die door ons hoofd dwarrelen, zoveel momenten dat we wat afdwalen, maar dan ineens komt er een moment waarop wij God zó hard nodig hebben, en dan lijkt Hij ver weg, dan roepen we………….en dan verwachten we soms dat Hij midden in de “herrie” ineens voor ons staat. Net als die kinderen verwachten we dat Hij naar óns komt In de brief van Jacobus, staat er in vers 8 : Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt. Dit bijbelgedeelte, waar ik dit vers uitgehaald heb, gaat over wereldliefde en over de belangrijkheid van een zuiver leven. Wij willen zo graag dicht bij God zijn, met Hem kunnen spreken, de dingen met Hem delen, maar het is heel erg belangrijk om te beseffen dat we alléén in contact met God kunnen komen als we gereinigd zijn.
Wij leven in een wereld waar we geregeld vuil worden, door allerlei oorzaken, en dan is het zaak om onszelf keer op keer te reinigen van dat vuil, zodat we ook daadwer- kelijk tot God kúnnen naderen. Maar dan mógen we ook héél dichtbij komen. Wat een voorrecht is dat voor ons. In de Efezenbrief (hoofdstuk 2 vanaf vers 11) wordt daarover gesproken, dat de Here Jezus de tussenmuur heeft weggebroken, zodat we toegang hebben tot de Vader en dan staat er: Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods. Ef.2:19.
Huisgenoten Gods, nou, dichterbij kan toch al niet hè? En dan hoef je niet meer te roepen tot God, want als Hij zó dichtbij is, dan kun je zelfs Zijn gefluister nog verstaan. Wat een heerlijk en veilig gevoel.
Ik hoef U niet te roepen
U kunt mij best verstaan,
maar door mijn eigen schuld
lijkt U soms ver bij mij vandaan.
Als ik Uw stem wil horen
en ik maak mijn leven rein,
dan mag ik tot U naderen
ja zelfs Uw huisgenoot mag ik zijn.